20 mei 2013: er is afgelopen 5 jaar heel veel veranderd in de aanpak van darmkanker en zeker bij uitgezaaide darmkanker.  Onderstaand schrijven van arts-bioloog drs. E Valstar is wellicht voor niet-toxische middelen nog wel relevant gedeeltelijk maar ook daarin is een heleboel veranderd weet ik. Kijk bij kankersoorten-darmkanker  ofwel onder regulier of complementair of vraag ons rapport darmkanker-actueel  aan via redactie@kanker-actueel.nl

30 augustus 2006: Met toestemming van arts-bioloog drs. E. Valstar publiceren we hier zijn pilotonderzoek naar het effect van de niet-toxische tumortherapie bij zijn eigen ongeneeslijk verklaarde patiënten met uitgezaaide darmkanker (o.a. in de lever) van de afgelopen tien jaar. Met opmerkelijk positieve resultaten.

Non-toxische tumortherapie (NTT) voor (o.a.) naar de lever uitgezaaide darmkanker ; een pilot-studie

Samenvatting

Drieentachtig patienten met naar (o.a.) de lever uitgezaaide darmkanker consulteerden mij in de periode 1988-1997 voor non-toxische tumortherapie (NTT). Er werd geen selectie gemaakt. Gedurende uitsluitend NTT werden 2 regressies gezien. Dit is meer dan op basis van toeval verwacht mocht worden. De mediane overleving van patienten die 5-FU met of zonder Leucovorin kregen (14,5 maanden) was beter dan op grond van historische controles te verwachten was. De resultaten wijzen duidelijk op levensverlenging door NTT.

Sleutelwoorden : orthomoleculair, colorectaal, kanker, 5-FU, Leucovorin en metastase.

Inleiding

Metastasering van colorectale kanker naar de lever betekent een slechte prognose. De mediane overleving (de tijd na welke de helft van een groep nog leeft) varieert echter door selectie en door verschillende therapieen aanzienlijk.
Patienten met 4 levermetastasen of minder en geen detecteerbare metastasen elders zijn vaak operabel, hoewel in recentere tijden ook patienten met meer levermetastasen geopereerd worden (1). De overall-survival na metastasectomie vanwege colorectale metastasen in de lever varieert in het algemeen van 20-tot 40% (2). Zie ook Bolton et al (3). In Pubmed-searches wordt steeds meer adjuvante chemotherapie na metastasectomie vanwege colorectale levermetastasen gezien. De patienten in deze studie kwamen tussen 1988 en 1998 in mijn praktijk. Zij hadden synchrone levermetastasen van een colorectale kanker (d.w.z. reeds bij ontdekken darmtumor waren er ook levermetastasen) dan wel de levermetastasen ontwikkelden zich na potentieel curatieve colorectale chirurgie.

Een deel van deze patienten had ook nog metastasen elders. De meerderheid (51%) kreeg geen chemotherapie met 5-FU al dan niet gecombineerd met Leucovorin (LV). Wat is de mediane overleving van niet-behandelde patienten met levermetastasen van darmkanker en wat is de (mediane) overleving van patienten met zulke metastasen, die behandeld worden met 5-FU (en LV). Finan et al (4) bestudeerden 90 patienten en vonden een mediane overleving voor niet-behandelde patienten met synchrone levermetastasen van 10,3 maanden ; zij sloten echter 2 patienten, die binnen 2 maanden overleden op onwetenschappelijke gronden uit van de studie. Het artikel zegt verder niets helaas over metastasen buiten de lever. De Brauw et al (5) volgde een groep van 83 patienten met colorectale kanker en levermetastasen ; 3 werden er geopereerd en 24 kregen 5-FU ; de mediane overleving bedroeg 8,4 maanden. Balslev et al (6) volgden een groep van 188 patienten met colorectale kanker en synchrone levermetastasen ; vijf werden voor levermetastasen behandeld ; de andere 183 werden niet behandeld ; zij hadden een mediane overleving van 6 maanden en slechts 1 overleefde meer dan 37 maanden. Luna-Perez et al (7) analyseerden retrospectief 77 patienten met levermetastasen van colorectale kanker. Patienten behandeld met 5-FU en Leucovorin hadden een mediane overleving van 15 maanden en patienten die niet met chemo behandeld waren hadden een mediane overleving van 13 maanden (de aantallen waren respectievelijk 32 en 45). In de studie van Luna-Perez et al waren patienten met ook metastasen buiten de lever echter uitgesloten. Dit verklaart hun goede resultaat. 

Voor patienten met colorectale metastasen in de lever vonden Purkiss en Williams (8) een mediane overleving van 125 dagen ; voor patienten met alleen levermetastasen was de mediane overleving 175 dagen en voor patienten met extrahepatische metastasen was dit 92 dagen. Een indruk van de mediane overleving kan ook in gerandomiseerde studies gevonden worden. Abad et al (9) vonden in geval van vergevorderde colorectale kanker (niet altijd levermetastasen) met 5-FU plus LV een mediane overleving van 12,6 maanden en met alleen 5-FU een mediane overleving van 7 maanden. 5-FU gaf in een ander onderzoek bij patienten met vergevorderde colorectale kanker gecombineerd met een lage respectievelijk hoge dosis LV, een mediane overleving van respectievelijk 9,3 en 10,7 maanden (10).

Onder Resultaten en discussie zullen vele andere studies worden besproken om de resultaten van mijn onderzoeksgroep te helpen analyseren.
Het doel van deze pilot-studie is om uit te vinden of ondanks het beperkte aantal patienten, NTT een regressie kan veroorzaken bij patienten met levermetastasen van colorectal kanker en relevanter of NTT het leven kan verlengen. NTT betekent voedingstherapie met supplementen, kruiden, thymus-extracten, etc. Ik geef hier slechts een inleiding tot NTT. In mijn boek “Voedingsinterventie bij kanker” (11), worden meer recente zaken bediscussieerd, alsmede factoren die in de adjuvant-setting de genezingskans van patienten met colorectale kanker verbeteren.
De supplementen, kruiden etc. , die in deze studie gebruikt zijn worden hier kort genoemd, met natuurlijk de meest recente literatuur.

Omega-3-vetzuren uit vis remmen de groei van darmkanker bij proefdieren (12,13,14). Bij de mens met veregevorderde colorectale kanker verlengt visolie met vitamine E het leven blijkens gerandomiseerd onderzoek significant (15).

Maretak verlengt in een andere gerandomiseerde studie het leven van patienten met uitgezaaide darmkanker eveneens significant (16).

Vitamine D (vette vis, visolie en zonneschijn) is ook interessant. Patienten gediagnosticeerd met darm-, prostaat- of borstkanker hebben een betere prognose wanneer de kanker is ontdekt gedurende de zomer of herfst, de seizoenen met de hoogste vitamine D- niveaus (17). In overeenstemming hiermee is de inverse correlatie tussen de 25-hydroxyvitamine D3-niveaus en het stadium van darmkanker (18).

Vitamine D3 bevordert in vitro ook de differentiatie van darmkankercellen (19). Er is dus een ratio voor vitamine D3 bij de behandeling van darmkanker.

Thymostimuline (per injectie) bewerkstelligt significant meer regressies door 5-FU plus LV bij patienten met vergevorderde darmkanker (20) en vermindert de kans op mucositis en diarree door 5-FU plus LV. Dit brengt met zich mee de vraag : werken orale preparaten ook bij patienten met vergevorderde darmkanker ook?

L-selenomethionine remt in vitro de groei van darmkankercellen (21,22) ; mogelijk door het remmen van de transcriptie van COX-2 (22). Seleniet versterkt in vitro de antitumoractiviteit van 5-FU, irinotecan en oxaliplatin tegen darmkanker (23). Seleniet bewerkstelligt in vitro ook differentiatie en apoptosis in menselijke darmkankercellen type HT29 ; glutathion lijkt dit te versterken (24).

Calciumspirulan afgeleid van Spirulina platensis remt in vitro tumorinvasie en metastasis van darmkankercellen (25).

Quercetine kan zelf, maar ook in combinatie met hyperthermie, apoptosis en necrose van humane darmkankercellen (LS180) veroorzaken (26). Quercetine vermindert in vitro de groei van darmkankercellen door remming van de lactaatefflux (27) en ook door binding aan de oestrogeenreceptor (28). Quercetine-chalcon remt ook de groei van een darmkanker getransplanteerd op Balb-c muizen (29).

Vitamine C alleen verlengt niet het leven van patienten met vergevorderde darmkanker, zo blijkt uit twee gerandomiseerde studies (30) ; Moertel et al gaven echter de minder gunstige alkalische vorm (11). Vitamine C versterkt echter ook de antikankerwerking van 5-FU in vitro (31). Over het geheel genomen heeft vitamine C derhalve het voordeel van de twijfel. Het in ieder geval best onderbouwde effect van vitamine C tegen kanker is het feit dat vitamine C met koper een burst van vrije radicalen kan veroorzaken en zo kankercellen kan vernietigen (11).

Betacaroteen induceert in vitro apoptosis in een darmkankercellijn (32,33). Betacaroteen remt ook het rectale ornithine-decarboxylase bij darmkankerpatienten (34) ; dit suggereert ook dat betacaroteen therapeutisch bij darmkanker van belang is.
Lage retinolspiegels bij darmkanker zijn gecorreleerd met een slechte respons op chemo (35) en de vitamine A-metaboliet retinoinezuur induceert in vitro bij darmkanker differentiatie (36).

DHEA remt in vitro de groei van darmkanker door depletie van mevalonaat (37). Bovendien potentieert DHEA in vitro de antikankerwerking van 5-FU tegen darmkanker (38).

EGCG (epigallocatechinegalleaat) afkomstig uit groene thee remt topoisomerase 1 van darmkankercellen in vitro ; dit maakt EGCG een kandidaat voor een therapeuticum tegen kanker (39). EGCG remt verder darmkanker- en andere kankercellen in vitro in de groei, maar niet hun normale evenknie (40) ; zie ook (41).

Melatonine remt in vitro en in proefdieren de groei van darmkanker (42). Melatonine naast lage doses irinotecan maakt even goede resultaten als met hogere doses irinotecan mogelijk (43). Melatonine verlengt ook in gerandomiseerd onderzoek het leven van patienten met een vergevorderde kanker ; onder hen vele met darmkanker (44).

Curcuma longa (extract), dat curcumine bevat is een COX-2-remmer (45) ; het is waarschijnlijk dat curcumine als COX-2-remmer de groei van kanker remt, ook al zijn er nog 9 andere relevante mechanismen (11). Curcuma remt inderdaad ook in vitro de groei van darmkanker (46,47). In een fase-1-onderzoek bij 15 patienten met vergevorderde darmkanker en niet meer reagerend op chemo, werd bij 5 patienten 2-4 maanden een stabilisatie van de ziekte gezien. De doses waren relatief laag : 440-2200 mg Curcuma per dag (=36-180 mg curcumin per dag) ; er werden geen bijwerkingen gezien (48). Ik raad 1800 tot 3600 mg Curcuma-extract per dag aan.

GLA (gammalinoleenzuur) remt in vitro de groei van darmkanker (49). Invasie van darmkankercellen wordt door GLA in vitro eveneens geremd (50). In een gerandomiseerde studie met deels patienten met een vergevorderde darmkanker werd met 2500-3000 mg GLA in de vorm van primroseolie levensverlenging gezien (51).

Ginsenosiden remmen bij muizen uitzaaiing van darmkanker (52). In een gerandomiseerde studie bij patienten met rectumkanker induceerde ginseng apoptosis met als gevolg palliatie van symptomen als frequent defeceren, tenesmi en hematchezia (53).

Tomatenconsumptie is gekoppeld aan een lagere kans op darmkanker (54). Verder blijken tomatensap en lycopeen in verschillende diermodellen de kans op darmkanker te verlagen (55). Het is verleidelijk om te suggereren dat lycopeen ook een therapeutisch effect ten aanzien van darmkanker heeft. In ieder geval is in 2 gerandomiseerde studies een therapeutisch effect tegen prostaatkanker gevonden (56,57).

Coenzym Q10 vermindert, waarschijnlijk door immunostimulatie, bij ratten de kans op darmkanker door dimethylhydrazine (58). Er is geen onderzoek met Q10 bij patienten met een vergevorderde darmkanker. Q10 heeft echter bij proefdieren met kanker antitumoractiviteit (59) en ook bij patienten met borstkanker (60,61,62). Het zou interessant zijn Q10 ook te proberen bij patienten met vergevorderde darmkanker.

Berberine heeft bij muizen met darmkanker door het remmen van de IL6-productie een anticahectisch effect (63).

Lentinan uit Shiitake remt bij muizen de op hen geente darmkanker in de groei ; lentinan was in dit experiment oraal gegeven (64). Lentinan kan bij ratten zelfs een peritoneale carcinomatose tot regressie brengen (65). In muizen maakt lentinan darmkanker ook gevoeliger voor cisplatin (66).In verschillende trials is met lentinan bij patienten met vergevorderde darmkanker levensverlenging vastgesteld ; zie bijvoorbeeld Taguchi T (67).

Resveratrol (vooral gevonden in druiven, wijn etc.) remt in vitro de groei van darmkankercellen door de inductie van apoptosis (68). Resveratrol versterkt ook differentiatieinductie door boterzuur in CACO-2 darmkankercellen (69).

Silymarin vermindert bij ratten de kans op darmkanker door azoxymethaan in hoge mate (70). In vitro remt silymarin de groei van darmkankercellen ; angiogenese-remming schijnt hier een belangrijk effect te zijn (71). Silymarin is ook in staat in vitro de groei van darmkanker te remmen door apotosisinductie (72).

Probiotica remmen in vitro de inductie van darmkanker door azoxymethaan (73). Lactobacillus casei remt bij muizen de groei van een getransplanteerd darmcarcinoom nadat een eerder geent darmcarcinoom operatief was verwijderd (74). In mijn boek (11) kan men verschillende gerandomiseerde studies vinden, waarin Lactobacillus casei een duidelijk effect heeft tegen reeds bestaande kanker (betreft blaas-, long- en baarmoederhalskanker).

Betasitosterol remt in vitro de groei van darmkanker door apoptosis ; zie bijvoorbeeld referentie 75.

Sojaconsumptie lijkt geassocieerd met een iets lagere kans op darmkanker ; in experimenten met ratten verminderde sojaeiwit en niet genisteine het aantal door azoxymethaan geinduceerde darmkankers (76). Ook in een ander experiment met ratten verminderde genisteine niet het aantal door azoxymethaan geinduceerde darmkankers (77). Bestaande darmkankercellen worden echter door genisteine in hun groei geremd ; apoptosisinductie door genisteine is in dit verband een belangrijk mechanisme (78,79,80).

S-allylmercaptocysteine (SAMC), een stof uit knoflook, remt in vitro de groei van darmkankercellen (81,82).

PSK (polysaccharide-K) uit Coriolus versicolor blijkt als oraal adjuvans bij patienten geopereerd voor darmkanker (stadium B/C volgens Dukes) , de overleving beduidend te verbeteren (11,83). In vitro remt PSK de groei en invasie van verschillende typen darmkanker (84). In vivo veroorzaakte PSK ,intraarterieel toegediend bij 7 patienten met colorectale levermetastasen, in een geval een regressie van deze metastasen (85). De mycoceuticals lentinan en PSK zijn derhalve zeer interessant om patienten met vergevorderde darmkanker mee te behandelen. Maitake is in dit verband ook interessant (83). Er zijn duidelijk gunstige effecten op het immuunsysteem en er is sprake van een antikankerwerking (83). In vitro wordt bijvoorbeeld prostaatkanker door een extract van Maitake (apoptosis inducerend) geremd (86). Meer onderzoek naar Maitake in relatie tot (vergevorderde) darmkanker is nodig.

De germaniumverbinding Ge-132 remt de groei van longkanker bij muizen direct na inoculatie. Toediening van Ge-132 nadat een dergelijke flink gegroeide tumor operatief was verwijderd, had echter geen effect (87). Dozono et al (88) vonden met Ge-132 verlichting van pijn bij terminale kankerpatienten. Meer onderzoek met Ge-132 in relatie tot kanker zou interessant zijn.

NAC (N-acetyl-l-cysteine) vermindert bij ratten met ulceratieve colitis het aantal darmkankers (89). In muizen behandeld voor poliepen van de darm vermindert NAC de proliferatieve index van het colon (90). NAC is in staat om in vitro de groei van darmkankercellen te remmen, door de expressie van de type 1 insulin-like receptor op deze cellen te onderdrukken (91).

Foliumzuur heeft consistent een inverse correlatie met darmkanker (92). Bovendien remt foliumzuur in vitro de EGFR tyrosinekinase activiteit van darmkankercellen en zo hun groei (93). De gunstige interactie van de actieve vorm van foliumzuur (Leucovorin of kortweg LV) met 5-FU is bekend ; zie bijvoorbeeld 94. LV en 5-FU worden onder Resultaten en discussie verder besproken.

Ursodeoxycholzuur vermindert, in gerandomiseerd dubbelblind onderzoek bij patienten met primaire cholangitis , het aantal colorectale dysplasien en colorectale kankers significant (95). Ursodeoxycholzuur remt in vitro de proliferatie van darmkanker door apoptosis (96,97). Artemisinine induceert in vitro apoptosis van kankercellen en remt zo hun groei (98). In ratten vertraagt dihydroartemisinine met ijzersulfaat de groei van een fibrosarcoom (99). Artemisia annua-extracten hebben derhalve antikankeractiviteit ; onderzoek met betrekking tot colorectale kanker zou interessant zijn.

Polyerga, een glycopeptide uit de varkensmilt, remt de ontwikkeling van longmetastasen bij muizen met borstkanker. In de Polyerga-groep was de overleving significant beter (100). Polyerga remt bij muizen ook de ontwikkeling van longmetastasen (101). In een gerandomiseerde studie bij patienten met keelkanker werden met Polyerga minder bijwerkingen van chemo (cisplatin/carboplatin, 5-FU) gezien (102). Ondanks dat er met Polyerga geen onderzoek in relatie tot darmkanker bestond, heb ik dat behoorlijk wat patienten met vergevorderde darmkanker toch gegeven.

Cimetidine versterkt in vitro de antiproliferatieve werking van 5-FU tegen darmkanker SW620 ; dit was echter niet het geval wanneer 5-FU werd gegeven aan een doxorubicine-resistente variant van de SW620, Ad300 (103). Cimetidine zelf remt de groei van 2 andere darmkankercellijnen in vitro en in vivo (104). Cimetidine kan ook in een eerder stadium zinvol zijn : ratten die 1,2 dimethylhydrazine krijgen laten met cimetidine een lagere darmkankerincidentie zien en een langzamere groei van de darmkankers die ondanks cimetidine manifest worden (105). Bij muizen wordt door cimetidine ook de groei van geimplanteeerde darmkankers geremd ; een belangrijk effect was hier angiogeneseremming door cimetidine (106). In een gerandomiseerd onderzoek bij patienten met vergevorderde darmkanker gaf cimetidine naast 5-FU meer responsen dan 5-FU alleen (107).

Alphaliponzuur kan in kankercellen apoptosis bewerkstelligen ; echter niet in normale cellen (108). In vitro is liponzuur speciaal cytotoxisch voor leukemiecellen (109). Er is echter geen bewijs dat (alpha)liponzuur een relevante werking tegen darmkanker heeft.

Coumarine remt in vitro de groei van Caco-2, een darmkankercellijn (110). D-limoneen remt in vitro en in proefdieren de groei van darmkanker (111). Bromelaine (van ananas) remt bij muizen de uitzaaiinge van Lewis longkanker (112) en remt in vitro bijvoorbeeld de invasieve capaciteit van gliomacellen (113).

Bromelaine is interessant, maar er is naar bromelaine bij darmkanker geen onderzoek gedaan. Pycnogenol, locaal aangebracht op de muizenhuid beschermt tegen ontsteking, immunosuppressie en carcinogenese geinduceerd door UV-straling (114). Pycnogenol lijkt ook therapeutische effecten te hebben : het induceert in vitro selectief apoptosis in borstkankercellen van humane origine (115).

Haaienkraakbeen vertraagt in muizen de carcinogenese (inductie van nierkanker door streptozotocine) (116). Haaienkraakbeen remt echter in muizen niet de groei en uitzaaiing van het SCC-7-carcinoom (doses van 5 tot 100 mg per muis) (117). In een fase1/2 trial bij 60 patienten met uitgezaaide kanker werden met haaienkraakbeen geen regressies gezien ; ook was er geen aanwijzing in vergelijking met historische controles of haaienkraakbeen het leven verlengt (118). U-995 afgeleid van haaienkraakbeen remt de groei van sarcoma-180 en uitzaaiing van een melanoom in muizen (119). Haaienkraakbeen is derhalve een zeer speculatief antikankermiddel, zeker voor mensen met een vergevorderde darmkanker. Duidelijk is dat runderkraakbeen ook een zeer speculatief agens is om kankerpatienten mee te behandelen.

Calcium vermindert het risico op darmkanker (120). Het is niet bekend of calcium ook bestaande darmkanker in de groei remt, al zijn er aanwijzingen dat dit mogelijk is (121).

Amygdaline, een cyanogeen glycoside laat in vitro en in vivo bij muizen antitumorpromoting activiteit zien (122). Beta-glucosidase (maakt cyanide vrij uit amygdaline), gebonden aan een met blaaskanker geassocieerd monoclonaal antilichaam heeft gecombineerd met amygdaline in vitro een duidelijke antitumoractiviteit (123). In dieren heeft amygdaline geen invloed op de anti-tumoractiviteit van cytosine-arabinoside, methotrexaat, 5-FU en andere cytostatica (124). In dieren met of een Ridgeway osteosarcoom , of een Lewis longcarcinoom, of een P388 leukemie had amygdaline alleen of in combinatie met beta-glucosidase geen enkel significant anti-tumor effect (125). In een andere studie (126) werd hetzelfde gevonden bij dieren met leukemie, of een B16 melanoom dan wel een carcinosarcoom. Borstkanker en darmkanker van humane origine geimplanteerd bij athymische naakte muizen werden door amygdaline niet in de groei geremd (127). Twee andere leukemieen werden bij muizen ook niet in de groei geremd (128). Een fase-1-studie bij patienten met vergevorderde kanker liet met amygdaline geen enkele regressie of stabilisatie zien (129). In deze trial werd amygdaline slechts kort gebruikt en alleen als de patient erom had gevraagd.

Bromelaine heeft het meest waarschijnlijk door zijn peroxydasewerking een antikankereffekt (112). Dit maakt het gebruik van glutathionperoxydase-bevattende supplementen zoals bij een aantal patienten in deze studie het geval was, tot een logische zaak.

Beta-lapachone, dat in LaPacho zit, remt in vitro de groei van HCT-116 darmkankercellen middels apoptosis (130). Vitamine K1 antagoneert in vitro de antineoplastische acitiviteit van LaPacho en van lapachol (ook een bestanddeel van Lapacho) (131) ; anti-vitamine K-activiteit zou dus in vivo een antikankereigenschap van LaPacho kunnen zijn. Beta-lapachone remt in vitro topoisomerase 1 en 2, maar ook poly(ADP-ribose)polymerase ; al deze enzymen zijn essentieel voor de integriteit van DNA ; een feit is dat beta-lapachone in vitro de groei van darm-, prostaat-, eierstok-, en borstkankercellijnen remt (132). NAC, vitamine C en E remmen in vitro door antagonering van de verhoogde H2O2-productie , de groeiremming door beta-lapachone (133). Genisteine potentieert in prostaatkankercellen in vitro apoptosis door beta-lapachone (134). In ratten remt lapachol de groei van het Walker carcinosarcoom (135). In een fase-1-trial betreffende 9 patienten werden drie complete regressies gezien, maar ook moesten 3 patienten vanwege misselijkheid en braken met de therapie stoppen (136). Een reden om in het algemeen een niet vitamine K-bevattende multi te geven is om belangrijke tekorten en ook om (verdere) metastasering te voorkomen ; dit is vooral belangrijk voor patienten, die wegens levermetastasen geopereerd worden (137).

De L-cysteine-inname moet voldoende zijn voor de synthese van L-glutathion (138). Bovendien is het waarschijnlijk dat extra L-cysteine net als NAC 5-FU potentieert (139) : het lijkt erop dat vermindering van de intracellulaire niveau’s van reactieve zuurstof de gevoeligheid voor 5-FU vergroot.

Jodiumdeficientie is een risicofactor voor schildklier-, borst-, en maagkanker (11,140). Jodiumrijk zeewier remt de ontwikkeling van borstkanker bij dieren (141,142). Bovendien is anorganisch jodium in staat bij ratten met DMBA-geinduceerde borstkankers in de groei te remmen (143). Jodium heeft dus ook therapeutische eigenschappen ; dit is al in de veertiger jaren van de vorige eeuw door Cornelis Moerman , Nederlands eerste orthomoleculaire arts, gesuggereerd (144). Het is derhalve weliswaar speculatief om patienten met vergevorderde darmkanker jodium te geven, maar er zijn argumenten.

PB-100 een uit Pao Pereira afkomstige substantie, remt in vitro de groei van BCNU-resistente astrocytoma cellen, maar niet van normale astrocyten (11,145). Flavopereirine (=PB-100) uit Pao Pereira remt in vitro de DNA-synthese van verschillende typen kankercellen, echter niet de synthese van normaal DNA (11,146). In deze studie zijn hoewel speculatief Pao-pareira-extracten aan een aantal patienten gegeven. Alstonine uit Rauwolfia vomitoria remt in vitro ook de synthese van kanker-DNA, maar niet die van normaal DNA. (146). Alstonine heeft ook in vivo antitumor-activiteit laten zien : het getransplanteerbare YC8 lymfoom en de Ehrlich ascites-tumor bleken bij muizen met alstonine in een aantal gevallen curabel (147). In deze onderhavige studie is alstonine ook aan een aantal patienten gegeven.

Factor AF-2 is een extract van embryonale schapenmilt en –lever (11). In een gerandomiseerde studie verminderde het de bijwerkingen van adjuvante chemotherapie bij borstkanker en hoewel er significant meer patienten in de AF-2-groep oestrogeenreceptornegatief waren, was het aantal recidieven binnen 30 maanden in deze groep niet-significant lager (148). In een gerandomiseerde studie bij patienten met vergevorderde borstkanker, verminderde AF-2 de bijwerkingen van chemotherapie met cisplatin en methotrexaat (150). Ook de bijwerkingen van respectievelijk cisplatin plus epirubicine (voor hormoonongevoelige prostaatkanker) en FEC plus Leucovorin (voor darm-/gynaecologische kanker) bleken in gerandomiseerde studies minder (151 respectievelijk 152). In sommige individuele gevallen hebben collega’s met factor AF-2 regressies gezien ; onder deze gevallen was een patient met darmkanker (148). AF-2 is in onderhavig onderzoek door enkele patienten gebruikt. De bijwerkingen van chemo die door AF-2 worden verminderd zijn beenmergdepressie en misselijkheid/braken.

Ayur Vedische kruiden d.w.z. MAK-4, kunnen bij proefdieren de ontwikkeling van borstkanker remmen (153). Of deze kruiden de progressie van vergevorderde darmkanker kunnen remmen, is onzeker. De Ayur Vedische kruidencombinatie MAK-5 induceert in vitro differentiatie van neuroblastoomcellen en remt op deze manier hun groei (154). Het ethanol-extract van MAK-4 remt in vitro de groei van humane, maar niet van muizenmelanoomcellen (155) ; een ethanol-extract van MAK-5 induceerde in deze studie differentiatie van humane, maar niet van muizenmelanoomcellen, hoewel de groei van beide melanoomtypen in vitro werd geremd.
Ondanks het beperkte bewijs heeft een aantal patienten in deze studie Ayur Vedische kruiden gekregen (MAK-4 en MAK-5). Een aantal patienten kreeg ook naast vitamine C Fe3+ in een glucoseoplossing volgens Moerman (144) ; het idee was : kankercellen nemen graag glucose op en dus misschien ook Fe gebonden aan glucose ; Fe3+ wordt Fe2+ en Fe 2+ zou, samen met vitamine C , een burst van vrije radicalen induceren daarbij de kankercel dodend ; voor dit model bestaat echter geen hard bewijs. Furfural is ook aan enkele patienten gegeven, vanwege het feit dat het de melkzuurexcretie door de kankercel kan remmen (156). Furfural kan evenwel niet voor preventie worden aanbevolen omdat het onder extreme omstandigheden de ontwikkeling van kanker kan bevorderen (157,158).

Patienten en methoden

Dit is een prospectief onderzoek waarin alle drieentachtig patienten met vergevorderde darmkanker op z’n minst ook levermetastasen hadden (feitelijk een vorm van negatieve selectie). Zij kwamen voor het eerst in mijn praktijk vanaf begin 1988 tot het eind van 1997. Alle patienten die aan de criteria, 2 zinnen terug geformuleerd voldeden zijn in dit onderzoek opgenomen.

Zij kregen leverchirurgie en/of chemotherapie met 5-FU, in een aantal gevallen gecombineerd met Leucovorin ; in een geval Topotecan ; of geen enkele reguliere behandeling meer na ontdekken van de metastasen. Kort nadat de diagnose vergevorderde colorectale kanker met een of meer levermetastasen was gesteld, kwamen de patienten bij mij. Leverchirurgie werd zo snel mogelijk gedaan en indien operatie onmogelijk was werd chemotherapie zo lang mogelijk uitgesteld of helemaal niet gedaan. Indien de tumor na leverchirurgie terugkwam werd in enkele gevallen ook 5-FU met Leucovorin gegeven.

In tabel 1 zien we de patientkenmerken alsmede de reguliere therapieen die zij kregen.

Tabel 1 : Patientkenmerken en gekozen reguliere therapieen __________________________________________________________________________________________ Man/vrouw 46/37 Leeftijd op moment van diagnose levermetastasen < 50 jaar 16 50-69 jaar 56 70 jaar of ouder 11 mediaan (range) 59 (25-77) 5-FU (met LV) 41 zonder metastasectomie 38 met metastasectomie 3 geen 5-FU (plus LV) 42 zonder metastasectomie 38 met metastasectomie 4

Het aanbevolen dieet

Het aanbevolen dieet was een mengeling van het Meditterane en Japanse dieet. Het heeft veel gemeen met het zogenaamde Moermandieet (11,144,159 en 160). De volgende hoofdlijnen kunnen worden aangegeven :

a)Zoveel mogelijk groenten en fruit als mogelijk ; eventueel ook verse sap van groenten en fruit. Speciaal aanbevolen : citrusfruit, wortelen, broccoli, spinazie, tomaten, uien, avocado’s en ananas.
b)Bruine rijst of volkoren pasta en peulvruchten (vaak gefermenteerde soja) zijn te prefereren boven aardappels
. c)Vette vis (niet gerookt) wordt 3 keer per week geadviseerd. Haring, zalm, makreel, tonijn, sardientjes, zeepaling en zeeduivel worden speciaal aanbevolen.
d)Zuurdesembrood gemaakt van tarwe en/of rogge zonder bakkersvet wordt aanbevolen.
e)Melkproducten: alleen magere melkproducten, melkzuurbacterien bevattend zijn toegestaan tot een maximum van een halve liter per dag.
f)Kaas : alleen jonge kaas, bereid zonder schimmel en hiervan niet meer dan 40 gram per dag.
g)Geen vlees.
Noten en zaden : walnoten, amandelen, pompoenpitten, sesamzaad en lijnzaad. Geen mais en geen pindas. Walnoten, amandelen en lijnzaad worden worden speciaal hoog aangeslagen vanwege een hoog gehalte aan omega-3-vetzuren.
i)Paddestoelen : Shiitake en ook Maitake worden speciaal aanbevolen.
j)Olien en vetten : voor verhitten wordt alleen olijfolie aanbevolen.Voor salades wordt olijfolie met een klein beetje lijnolie aanbevolen. Het gebruik van pompoenpittenolie, walnotenolie, sojaboonolie en sesamzaadolie is in koudgeperste vorm eveneens toegestaan. Het gebruik van maiskiemolie, zonnebloemolie, pindaolie en saffloerolie wordt afgeraden. Op brood mag alleen een kleine hoeveelheid roomboter.
k)Kruiden en specerijen : knoflook, curcuma, rozenmarijn, karwijzaad, komijn, saffraan en gember worden speciaal aanbevolen. Peterselie, basilicum, oregano, koriander, tijm, kruidnagelen en salie worden minder sterk aanbevolen. Nootmuskaat en zout worden afgeraden.
l)Suiker : geen (witte) suiker ; slechts een beetje honing.
m)Dranken : groene thee en zoethoutthee worden aanbevolen ; zwarte thee werd afgeraden. Een of twee kopjes koffie per dag zijn toegestaan. De enige toegestane alcohol is 1 tot 2 glazen rode wijn per dag.

Suppletie

Acht van de drieentachtig patienten gebruikten een multi (65 een One daily, 7 1 of 2 Orthobasis en 8 2 Dagravit 30 totaal per dag). One daily : voor samenstelling zie referentie 159 ; voor de samenstelling van de Orthobasis, ga naar www.orthos.nl ; voor de samenstelling van Dagravit 30 totaal ; zie 161.

Bijna alle patienten aten vette vis en namen lijnzaadolie ; sommigen namen alleen lijnzaadolie. Levertraan werd door 61 van de 83 patienten gebruikt ;de gemiddelde dagelijkse inname van deze 61 patienten was 2,1 eetlepel per dag. Een gemiddelde voor de groep, een bepaald supplement gebruikend, wordt steeds berekend, niet het gemiddelde voor de hele groep. De 22 overblijvende patienten nam naast de multi, een vitamine D supplement : 7 namen alfacalcidol : 0,25-1mcg daags en 15 namen 1,25-dihydroxyvitamine D3 : 500-4000 IU per dag (slechts een patient nam 1500 IU en 1 nam zonder levertraan te nemen, 4000 IU ; de overige 13 patienten namen 500-1000 IU vitamine D3 per dag).

Vitamine E (in het algemeen een natuurlijke vorm) werd naast de vitamine E in de multi’s gegeven (in de multi’s zat respectievelijk 100 IU, 66,7 IU en 1 mg vitamine E). Een aantal patienten gebruikten ook een of meer capsules orthooxydant (zie onder), bevattende 73,5 mg vitamine E per capsule. Vitamine E sec werd door 67 van de 83 patienten in doses van 150-600 IU per dag gebruikt (het gemiddelde was 343 IU per dag). Rekening houdend met de multi en de orthooxydant, kregen alle patienten extra vitamine E ; een patient kreeg slechts 2 mg extra per dag ; alle andere kregen zo ten minste 100 IU per dag extra.

Vitamine A werd vaak gesuppleerd. Het idee was : de lever accumuleert vitamine A en dat zou tot een lokaal anti-tumoreffect kunnen leiden.Vitamine A suppletie vond bij 79 van de 83 patienten plaats (50000-250000 IU per dag ; gemiddeld 140000 IU per dag). Multivitaminen bevatten ook wat vitamine A en levertraan bevat behoorlijk veel vitamine A (ongeveer 15000 IU per eetlepel) ; ook hiermee dient rekening gehouden te worden. Slechts 2 patienten hadden in z’n totaal een suppletie van minder dan 15000 IU per dag (elk kregen zij ongeveer 3000 IU vitamine A per dag).

Bij 50 van de 83 patienten werd beta-caroteen gesuppleerd in doses van 15-150 mg per dag (gemiddelde 76 mg/dag). Orthooxydant (zie onder), bevat echter ook beta-caroteen (15 mg per capsule) ; 46 patienten namen 1 orthooxydant per dag. In totaal 67 patienten kregen dus dagelijks beta-caroteen in doses van 15-150 mg (gemiddeld 69 mg).

Vier patienten gebruikten 15-30 mg lycopeen gedurende een zekere tijd.

NAC (N-acetylcysteine) 2 keer 600 mg per dag werd door 7 patienten gebruikt.

Orthooxydant ; samenstelling : 15 mg synthetische beta-caroteen ; 300 mg vitamine C ; 300 mcg L-selenomethionine, 100 IU vitamine E, 30 mg L-glutathion , 50 mg L-cysteine, 50 mg L-glycine en 50 mg L-glutaminezuur. Het werd door 46 patienten gebruikt (1-3 capsules per dag ; gemiddeld 1,2 per dag) ; 2 van hen gebruikten ook NAC.

Zesenzeventig patienten gebruikten ook extra selenium : 6 gebruikten L-selenomethionine ; 200 tot 2000 mcg per dag ; 71 gebruikten natriumseleniet (1000 tot 5000 mcg per dag). De gemiddelde inname van de hele groep op basis van deze seleniumsuppletie was 2300 mcg per dag. De multi’s bevatten 10-200 mcg L-selenomethionine en sommige patienten namen ook orthooxydant (zie boven). Alle supplementen tezamen genomen, kreeg een patient dagelijks slechts 10 mcg selenium extra ; een andere slechts 200 mcg, terwijl alle andere patienten dagelijks 500 mcg of meer gesuppleerd kregen.

L-glutathion-complex (158 mg L-cysteine, L-glutaminezuur 194 mg, L-glycine 98 mg en 50 mg L-glutathion per capsule) werd door 24 patienten gebruikt ; het aantal capsules was 1-20 per dag bij een gemiddelde van 5,25 capsules per dag) ; 9 van deze patienten gebruikten ook orthooxydant en 3 van de 24 gebruikten ook NAC. Slechts een patient gebruikte orthooxydant, L-glutathion-complex en NAC tezamen.

Zevenenvijftig patienten namen extra vitamine C naast orthooxydant 9300 mg vitamine C) en de multi (20-150 mg vitamine C). Bovendien namen deze patienten naast de 2 genoemde vitamine C-preparaten, 1-7,5 gram vitamine C extra (gemiddeld 2,3 gram per dag). Veertien patienten kregen noch als zodanig extra vitamine C noch 1 of meer orthooxydant-capsules. Slechts 2 patienten kregen geen enkel supplement met vitamine C (geen multi, geen orthooxydant en geen extra C apart).

Extra ijzer als Fe3+ in een suikeroplossing (de precieze dosering weet ik niet meer) werd door 6 patienten 1-3 keer dagelijks (gemiddeld 2,5 keer per dag) genomen. Behalve een patient (slechts een keer Fe3+ per dag) namen deze patienten ook extra vitamine C. De multi’s bevatten ook extra ijzer (Fe2+) ; per pil : One daily 14 mg ; Orthobasis 3,3 mg en Dagravit 30 totaal 15 mg.

Vijftig patienten kregen 500 mg calcium/250 mg magnesium 1 of 2 keer per dag (38 een en 12 2 pillen).

Naast de zeer bescheiden hoeveelheden foliumzuur in de multi (400 mcg of minder) namen 10 patienten dagelijks 5 tot 15 mg foliumzuur (gemiddelde 8 mg). Leucovorin, de actieve vorm van foliumzuur, gebruikt in combinatie met 5-FU was uiteraard veel hoger gedoseerd.

Veertien patienten namen 3 gram teunisbloemolie per dag ; bij 2 was dit 4 gram per dag.

Zes patienten namen dagelijks 300-360 mg silymarin (gemiddelde dagelijks 350 mg).

Zeventien patienten namen dagelijks 1-3 keer 120 mg Panax ginseng Meyer-extract (gemiddeld 212 mg per dag).

Twintig patienten namen 3-25 mg melatonine voor het slapen gaan (gemiddeld : 11,5 mg per dag).

Zestien patienten namen dagelijks 200-600 mg DHEA ; gemiddeld 375 mg per dag.

Lactobacilli werden ingenomen middels gefermenteerde zuivel, maar ook door 12 patienten in de vorm van dagelijks 1 of 2 capsules Biodophilus N111 (bevat 1 miljard Lactobacilli acidophilus INT9 en 1 miljard Bifidobacterium bifidum per capsule ; zie www.orthos.nl).

Vierenvijftig patienten namen ook een Shiitake-supplement, d.w.z. 1 tot 6 capsules per dag (gemiddeld : 3 capsules per dag ; samenstelling per capsule (een 6:1-extract : afkomstig uit in totaal 7,2 gram paddestoel) : 200 mg Shiitake ; 300 mg Cordyceps ; 300 mg Hakumokuji ; 200 mg Reishi en 200 mg Maitake).

Een van de 54 en 1 andere patient namen ook KSM-itake ; 3 keer 4 capsules per dag ; samenstelling : Optam 30 mg ; sulindac 3 mg en 267 mg van een paddestoelmengsel van Coriolus versicolor, Shiitake en de Maitake-D-fractie ; meer informatie op www.mierlohout.nl .

Zestig patienten kregen thymus-extract als een oraal supplement ; 2 van hen kregen ook thymusinjecties, evenals 5 andere patienten, die geen orale thymusextract kregen. Vijfenzestig van de 83 patienten kregen derhalve thymus. De thymuscapsules werden geleverd door Orthogland (Thymus-G620 ; zie : www.orthos.nl/aov/orthogl.htm); de genoemde patienten namen 2-6 pillen per dag (gemiddeld 4,5 per dag).
De thymusinjecties werden gedaan met Thym-uvocal (zie : www.orthos.nl/aov/aovprod.htm : 2 keer 2 ml werden wekelijks intramusculair geinjecteerd.

Negen patienten namen 170-510 mg genisteine per dag (gemiddelde : 370 mg per dag).

Tweeendertig patienten namen dagelijks 3-6 Polyerga capsules (gemiddeld : 4,7 per dag).

Eenentwintig patienten namen 30-60 mg coumarine ; een patient nam dagelijks 105 mg coumarine ; de gemiddelde inname bij deze patienten was 44 mg per dag.

Achtentwintig patienten kregen 2 keer per week factor AF2, zoals in de literatuur beschreven.

Slechts 1 patient gebruikte 3 keer daags 400 mg cimetidine.

Een patient gebruikte langere tijd Ge-132, eerder voorgeschreven door een collega ; dosering onbekend.

Een patient gebruikte verscheidende maanden D-limoneen 6 ml daags.

Een patient kreeg verscheidende maanden ursodeoxycholzuur 3 keer daags 300 mg.

Elf patienten namen quercetine (veel in uien, tomaten, rode wijn, appels etc. ; 11). De dosering varieerde van dagelijks 3 keer 1 tot 3 keer 3 capsules a 200mg. Gemiddeld namen zij 1145 mg per dag.

Een patient kreeg extra resveratrol en wel 75 mg per dag.

Eenendertig patienten namen Q10 in doses varierend van 15 tot 200 mg per dag (gemiddeld : 76 mg per dag).

Een patient nam 20 mg pycnogenol 3 keer daags.

Ook slechts een patient nam naast de aanbevolen voeding 2 gram Curcuma longa per dag.

Drie patienten namen EGCG als supplement ; d.w.z. respectievelijk 1,6 en 12 capsules a 150 mg per dag.

Bromelaine werd door 2 patienten gebruikt : respectievelijk 300 en 600 mg per dag. Twee andere patienten namen respectievelijk 1 en 3 caplets per dag. Een caplet bevatte 76000 IU SOD, 18000 IU catalase en 460000 IU L-glutathionperoxydase.

Zeven patienten gebruikten 1000 mcg jodium naast de jodium van de multi (150 mcg van de One daily of aanzienlijk minder), vette vis en levertraan.

Negentwintig patienten namen dagelijks 1-12 spirulinapillen van 300 mcg (gemiddeld : 6,2 pillen per dag) ; het jodiumgehalte van deze alg is erg laag.

Pao pereira werd door 18 patienten gebruikt : zij namen dagelijks tijdens chemotherapie 2-12 capsules (300 mg/30% flavopereirine) ; de twee patienten met de laagste/hoogste inname uitgezonderd. De inname varieerde van dagelijks 3-6 capsules ; de gemiddelde inname was 5,1 capsule per dag.

Twaalf patienten namen ook een theelepel van MAK-4 2 keer daags en 11 van hen namen ook dagelijks 2 MAK-5-pillen.

Rauwolfia vomitoria-extract werd door 1 patient gebruikt : 3 keer daags 300 mg met 11% alstonine.

Drie patienten namen dagelijks een paar mg berberine ; dit is waarschijnlijk te weinig voor een antikankereffect in vivo. Gebaseerd op dierexperimenten lijkt dagelijks 600 mg nodig (162).

Slechts een patient nam SAMC-extract (afgeleid van knoflook) ; de dagelijkse inname van dit extract was ongeveer 3 gram.

Zeven patienten namen dagelijks zes 500 mg capsules van een LaPacho-preparaat. Twee van hen namen ook een vitamine K-bevattende multi (Orthobasis).

Slechts 2 patienten namen dagelijks 100 mg alpha-liponzuur.

Negen patienten namen een zekere periode dagelijks 6-20 gram Vitacarte, afgeleid van koeienkraakbeen (gemiddeld 14 gram per dag), dit vanwege een verdere progressie van de ziekte. Om dezelfde reden nam een patient een poos dagelijks 18 gram haaiekraakbeen.

Zes patienten gebruikten een zekere tijd een niet-toxische hoeveelheid furfural (1-3 capsules per dag); de exacte dosis is niet traceerbaar meer.

Amygdaline werd door 5 patienten gebruikt : 1000-1500 mg per dag.

De toegepaste statistiek wordt onder Resultaten en discussie besproken.

Resultaten en discussie

Twee zeer opmerkelijke patienten

Ik zal 2 patienten bespreken, die na het starten van NTT een (gedeeltelijke) regressie van de kanker hebben laten zien.
De eerste patient is een vrouw, geboren 09-03-1919. In 1988 werd bij haar colorectale kanker met levermetastasen ontdekt. Tumormarker CEA (carcinoembryonic antigen ) was 51, de leverfuncties waren duidelijk verhoogd, de lever was 6 cm vergroot en zij had bijna dagelijks bloed in de ontlasting. Ik adviseerde haar de klassieke Moermanbenadering. Bovendien moest zij dagelijks een eetlepel levertraan nemen ; 3 keer daags 50000 IU vitamine A ; 3 keer daags de Fe3+-oplossing (tijdelijk en niet tegelijkertijd met selenium) ; 2 gram vitamine C per dag ; B-complex plus 2 dagravit 30 totaal ; dagelijks 600 IU vitamine D extra ; dagelijks 400 IU vitamine E ; 3 keer daags 500 mcg L-selenomethionine plus 2 keer daags 1000 mcg natriumseleniet ; dagelijks 30 mg beta-caroteen ; tijdelijk 2 L-glutathion-complex 3 keer daags (geen Fe3+ in dezelfde periode); foliumzuur 5 mg per dag ; Q10 30 mg per dag; 15 mg coumarine met wat troxerutine 2 keer daags en alphaliponzuur 100 mg 1 keer per dag. Zij kreeg nimmer chemo.
In ongeveer een jaar ging de CEA van 51 naar 6; het bloedverlies met de ontlasting stopte; de leverfuncties werden normaal en in overeenstemming daarmee werd de lever kleiner, zodanig dat van vergroting bij palpatie geen sprake meer was. In het tweede jaar kwam de tumor geleidelijk terug en 2 jaar na diagnosestelling overleed de patiente.
De tweede patient is een man, geboren 04-05-1927. Hij had reeds een chronische longaandoening en had in 1991 een bypass gekregen. In november 1992 werd bij hem darmkanker vastgesteld en werd hij geopereerd. Reeds een maand later werden er 3 levermetastasen gevonden. Hij bezocht mij en kreeg : NAC 600 mg 3 keer daags ; 1 One daily ; dagelijks 400 mg magnesium ; vitamine C als calciumascorbaat : 3 gram per dag ; 120 mg natuurlijke beta-caroteen per dag ; retinol: apart 117000 IU per dag ; dagelijks een eetlepel levertraan ; 200 IU vitamine E per dag ; oraal Thymus-extract 5 capsules per dag voor de maaltijd ; 3 keer daags 500 mg quercetine ; 1 spirulina per dag ; Shiitake-complex 2 per dag ; 2 keer daags 0,25 mcg alfacalcidol (etalpha) ; 2 keer per week een ampul AF-2 i.m. en ook zekere tijd dagelijks 1 gram calcium plus 500 mg magnesium.
De patient volgde dit regime gedurende iets meer dan 15 maanden, maar verliet dit regime voor het grootste deel na een ernstige beroerte. Hij kreeg toen en ook later geen chemotherapie. Gedurende de NTT-periode verdwenen 2 van de 3 levermetastasen. In november 2002, ongeveer 10 jaar na de diagnose colorectale kanker met levermetastasen, stierf de patient door een hartaandoening, een week nadat zijn zoon stierf aan slokdarmkanker.
Na de regressie van de metastasen werd gesuggereerd, dat de metastasen in feite haemangiomen waren geweest. Deze bewering is niet alleen achteraf, het was ook niet mogelijk in de literatuur voorbeelden te vinden van haemangiomen, die zonder verschijnselen te geven, verdwenen. Ruptuur plus een inwendige bloeding is in principe mogelijk, dat is waar, maar er was geen enkel teken geweest, dat dit ook maar een keer gebeurd was.
Twee regressies bij patienten, die geen 5-FU met of zonder LV hebben gehad, is te toevallig. Bovendien waren er eerder in Nederland met een vergelijkbare, minder geavanceerde dieetbenadering, zeker 2 regressies van dergelijke colorectale kankers gezien (zie de gevallen 5 en 28 in referentie 144 ; in de eerste van deze 2 patienten begon de tumor na het stoppen van de nutritionele therapie weer te groeien).

De kans op spontane regressie van een inoperabele, uitgezaaide colorectale kanker is klein : zoals genoemd in referentie 144 werden door Everson en Cole (163) over een periode van 60 jaar 7 gevallen van spontane regressie gerapporteerd. Er werden geen cases gevonden in ons land ; wel werden er na 1966 van elders nog cases beschreven. In de tachtiger en in het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw gebruikten ongeveer 10 procent van de kankerpatienten een voedings-/ orthomoleculaire therapie (144) ; zoals eerder gezegd waren er wel 2 patienten met een niet toevallig beloop van darmkanker beschreven in referentie 144.

In mijn groep van 83 patienten zaten 2 patienten met een regressie tijdens NTT. Daarbij heb iuk niet gecorrigeerd voor het feit dat bijna de helft van deze patienten ook chemo kreeg en chemo een regressie door NTT gecamoufleerd kan hebben. Twee regressies door NTT is teveel voor toeval. In Holland kregen in 2003 9157 patienten de diagnose darmkanker, terwijl er 4429 patienten aan deze ziekte stierven (zie www.kwfkankerbestrijding.nl). In de 10 jaar van mijn onderzoek kunnen deze getallen niet veel anders geweest zijn. In deze periode stierven in Holland dus ca. 40.000 patienten aan darmkanker. Bij eenzelfde incidentie aan zogenaamde spontane regressies als in mijn onderzoek (1/40) zou men er vanuit gaande dat NTT niet werkt, 1000 van deze regressies hebben verwacht. Er is er evenwel geen een in de literatuur beschreven.

Een andere berekeningswijze is de volgende. Het aantal gevallen gevallen wereldwijd was in 1990 ongeveer 782000 (zie www.studentbmj.com : Peter Boyle en Michael J Langman, beide van de University of Birmingham, hebben een artikel geschreven getiteld : ABC of Colorectal Cancer : Epidemiology). Minder dan 9 spontane regressies zijn uit de genoemde periode van 10 jaar bekend ; dus minder dan 1 per 700.000 darmkankerpatienten. In mijn groep hadden we dus ongeveer een kans van 700.000/80 = 1/8750 op een zogenaamde spontane regressie. Twee regressies zijn dan zeker meer dan verwacht. Als we de gevallen beschreven in referentie 144 erbij optellen, dan is het duidelijk dat NTT bij patienten met darmkanker een regressie kan bewerkstelligen. De vraag is evenwel ook : wat is het gemiddelde voordeel van NTT? De mediane en ook de longterm survival moeten derhalve ook bekeken worden.

In latere jaren zag ik slechts 1 regressie van een gevorderd darmcarcinoom. De verklaring is simpel : chemotherapie voor vergevorderde darmkanker veranderde van zeer speculatief in standaard. Regressies vinden derhalve meestal plaats gedurende chemo zo niet juist teweeg gebracht door chemo.

De mediane overleving van de gehele groep en de subgroepen alsmede de lange termijn overleving van de hele groep.

De hele groep had een mediane overleving van 1 jaar en 19 dagen. Na 1 jaar was 51% in leven en na 2 jaar was dat 23%. Vijf patienten (6%) was na 5 jaar in leven. Vergeleken met de gemengde groep van de Brauw (5) : een mediane overleving van slechts 8,4 maanden, is dit een goed resultaat. De groep, die 5-FU al dan niet met Leucovorin erbij kreeg : 41 patienten, had een mediane overleving van 14,5 maanden. In de groep werden 3 patienten wegens levermetastasen geopereerd ; na een recidief kregen zij 5-FU met/zonder Leucovorin. Alle 3 leefden na het nieuwe recidief langer dan de genoemde mediane overleving van de hele chemotherapiegroep.
De groep die geen 5-FU met of zonder Leucovorin kreeg en 4 patienten bevatte die metastasectomie van de lever hadden ondergaan (met 3 gevallen op de lange termijn succesvol) : 42 patienten groot, had een mediane overleving van 8 maanden. Wanneer we in dit geval alleen naar de patienten kijken, die noch 5-FU +/- LV , noch operatie hebben ondergaan (38 patienten), dan was de mediane overleving 7 maanden en 6 dagen. Als we de referenties 6, 8 en andere literatuur in aanmerking nemen , dan denk ik dat ook dit een goed resultaat is. Ik vond echter te weinig literatuur om dezelfde statistische benadering te maken, zoals ik die voor mijn 5-FU met of zonder Leucovorin-groep zal maken. Van de 7 patienten die een metastasectomie ondergingen overleefden er 5 5 jaar of langer. Drie van hen zijn werkelijk genezen (na meer dan 10 jaar in leven). Ook dit is een relatief goed resultaat ; zie de referenties 1,2 en 3.

Laten we nu naar de groep kijken die 5-FU met of zonder Leucovorin heeft gehad en deze vergelijken met (historische) controle’s uit de literatuur. Eerst volgt een beschrijving van een aantal studies uit de literatuur.
Martoni et al (164) behandelden patienten met uitgezaaide darmkanker met 5-FU dan wel met 5-FU plus LV. Beide groepen bestonden uit 32 patienten. De mediane overleving van deze groepen was respectievelijk 10 en 7 maanden.
Abad et al (9) vonden bij 34 patienten met alleen 5-FU een mediane overleving van 7.5 maanden en bij 75 patienten met 5-FU plus LV een mediane overleving van 12.3 maanden.
Buroker et al (10) vergeleken bij patienten met uitgezaaide darmkanker 5-FU plus een lage dosis LV met 5-FU plus een hoge dosis LV. Er waren 2 groepen met 181 patienten. De mediane overleving was respectievelijk 9.3 en 10.7 maanden.
Di Costanzo (165) vonden met 5-FU respectievelijk 5-FU plus LV mediane overlevingstijden van bijna 14.3 en 12.3 maanden bij respectievelijk 87 en 88 patienten.
Steinke et al (166) vonden mediane overlevingstijden van 6.5 en 9 maanden bij respectievelijk 63 en 59 patienten, die met respectievelijk 5-FU en 5-FU plus LV behandeld werden.
Labianca et al (167) vonden mediane overlevingstijden van 11 en 12 maanden bij respectievelijk 90 en 92 patienten met vergevorderde darmkanker, die respectievelijk met 5-FU en 5-FU plus LV behandeld werden.

Petrelli et al (168) gaven patienten met vergevorderde darmkanker (respectievelijk 113,115 en 115 patienten) 5-FU of 5-FU met een lage respectievelijk hoge dosis LV. De mediane overlevingstijden waren respectievelijk 10.5 , 12.75 en 10.75 maanden.
Valone et al (169) vergeleken 5-FU met 5-FU plus LV in 55 respectievelijk 107 patienten. De mediane overlevingstijden waren respectievelijk 11.2 en 11 maanden. Een groep van 103 patienten, behandeld met 5-FU,LV en methotrexaat had een mediane overleving van 11.7 maanden.
Ehrlichman et al (170) vergeleken 5-FU met 5-FU plus LV in respectievelijk 63 en 61 patienten. De mediane overlevingstijden waren respectievelijk 9.6 en 12.6 maanden.
Petrelli et al (171) vergeleek 5-FU met 5-FU plus LV en met 5-FU en methotrexaat. De groepen van elk 58 patienten hadden mediane overlevingstijden van respectievelijk 12 maanden, bijna 12 maanden en 10.5 maanden.
Bobbio-Pallavicini et al (172) vergeleken 5-FU met 5-FU plus LV in respectievelijk 50 en 100 patienten. Hun mediane overlevingstijden waren respectievelijk 6 en 8 maanden.
O’Connell (173) vergeleken 5-FU met 5-FU met een lage/hoge dosis LV. Het aantal patienten in de groepen was respectievelijk 60,76 en 60 patienten. De mediane overlevingstijden van de groepen waren respectievelijk 7, 11.5 en 11.5 maanden.
Nicholas et al (174) vergeleken 5-FU (22 patienten) met 5-FU plus een lage dosis LV en methotrexaat (22 patienten) en met 5-FU plus een hoge dosis LV (30 patienten). De mediane overlevingstijden waren 12 maanden of iets minder.
Nobile et al (175) vergeleken 5-FU met 5-FU plus LV bij respectievelijk 45 en 50 patienten. De respectievelijke mediane overlevingstijden waren 10 en 9 maanden. Leichmann et al (176) probeerden 3 variaties op 5-FU met dan wel zonder LV bij 3 groepen met respectievelijk 170,178 en 173 patienten. De mediane overlevingstijden waren respectievelijk 14.5 , 14 en 13.5 maanden.
Aranda et al (177) vergeleken 5-FU plus een lage dosis LV met 48-uurs continue infusie van 5-FU bij respectievelijk 153 en 153 patienten. De mediane overlevingstijden waren 10.75 en 11 maanden. Borner et al (178) vergeleken 5-FU en 5-FU plus LV bij 2 groepen van 155 patienten. De respectievelijke mediane overlevingstijden waren 10 en 12.4 maanden.
Kalofonos et al (179) vergeleken 5-FU plus LV met 5-FU plus interferon bij groepen van ca. 64 patienten. De respectievelijke mediane overlevingstijden waren 14.7 , 16.3 en 12.4 maanden ; de mediane overlevingsduur voor de gehele populatie was minder dan 14.5 maanden.
Schilsky et al (180) vergeleken 5-FU plus enuracil met 5-FU plus LV bij respectievelijk 485 en 479 patienten. De respectievelijke mediane overlevingstijden waren 13.3 en 14.5 maanden. Kohne et al (181) vergeleken 5-FU plus LV met 5-FU plus interferon en met 5-FU plus interferon/LV bij respectievelijk 91,90 en 49 patienten. De respectievelijke overlevingstijden waren 16.6 ; 12.7 en 19.6 maanden.
Perez et al (182) volgden 445 patienten met uitgezaaide darmkanker. Zij werden allemaal behandeld met 5-FU plus LV ; sommigen ondergingen ook secundaire chirurgie van lever en/of longen. De mediane overlevingstijd was 18 maanden. De overleving na 3,5 en 10 jaar was respectievelijk 17.9 , 4.5 en 2.4%. De lange termijn overleving in mijn chemotherapiegroep was respectievelijk 9.5 , 6 en 1.2%. Beschouw ik alle 83 patienten uit mijn onderzoek dan zijn de respectievelijke percentages 9.6 , 6 en 3.7%. De overall overleving van mijn patienten, terwijl slechts 41 5-FU met of zonder LV kregen is op de lange termijn zelfs niet-significant beter, hoewel de patienten die na 10 jaar in leven waren naast NTT ook aan de lever waren geopereerd.

De mediane overlevingstijd in de Perez-groep is een zeer goede vergeleken met die van mijn 5-FU-groep. In mijn groep werden echter geen secundaire operaties wegens metastasen uitgevoerd en werd vaker niet dan wel LV naast 5-FU gegeven. Voorts was de 5-FU vaak relatief laag gedoseerd. Het onderzoek van Perez neem ik derhalve niet mee in mijn verdere analyse.
Om de mediane overleving van mijn 5-FU-groep te wegen, zal ik de mediane overleving voor iedere relevante referentie berekenen. Het totaal aantal patienten van alle relevante referenties met een mediane overleving van minder dan 14.5 maanden wordt berekend. Evenzo voor alle relevante referenties met een mediane overleving van 14.5 maanden of meer. Het aantal patienten in genoemde referenties is respectievelijk 4727 en 230. De som is 4957 patienten. Mijn ruwe schatting van een eenzijdige P-waarde is dus 230/4957 = 0,048. Ik maakte ook een schatting van de overall mediane overleving van alle relevante referenties bij elkaar door de mediane overleving van iedere groep met het bijbehorende aantal te vermenigvuldigen ; dit alles op te tellen en dan door 4.957 te delen. Het resultaat is 12.0 maanden.

Een search voor artikelen om er achter te komen of LV de mediane overleving bij patienten met uitgezaaide darmkanker significant verbetert leverde extra interessante informatie. Ehrlichmann et al (185) gaven 126 patienten 5-FU plus 1-leucovorin. De mediane overleving was 12.5 maanden. Marsh et al (184) vergeleken bij 168 patienten 2 verschillende toepassingen van 5-FU plus LV gecombineerd met methotrexaat. De mediane overlevingstijden waren 15.3 en 11.4 maanden (overall minder dan 14.5 maanden). Scheithauer et al (185) combineerden 5-FU,LV en cisplatin bij 59 patienten. De mediane overleving was echter slechts 11.5 maanden. Laufman et al (186) vonden bij 46 patienten met 5-FU plus LV een mediane overlevingstijd van 8 maanden. Machiavelli et al (187) combineerden 5-FU, LV en trimetrexaat bij 36 patienten met vergevorderde darmkanker. De mediane overleving was 11 maanden. Hoewel ik bij deze search geen bewijs vond dat LV naast 5-FU bij patienten met vergevorderde darmkanker, de mediane overleving extra verbetert, bevestigt deze serie dat de mediane overleving van mijn 5-FU-groep op z,n zachts gezegd opmerkelijk is. De kans namelijk dat 5 niet op de mediane overleving geselecteerde onderzoeken qua mediane overleving alle 5 slechter af zijn is namelijk 0,5 tot de macht 5 oftewel < 1/32 .

Mijn patienten kregen NTT, maar niet op de meest optimale wijze. Veel van wat bekend was, was mij niet bekend (toen nog geen internet), maar is wel in de inleiding genoemd. Zo kregen al mijn patienten bijvoorbeeld visolie en vitamine E, maar de meeste kregen geen maretak (Iscador), hoewel beide (combinaties van) parameters in gerandomiseerd onderzoek er goed vanaf kwamen (zie respectievelijk de referenties 15 en 16). Ik vergeleek vooral met trials, die begonnen met patienten in een goede conditie. Bovendien kregen de patienten in sommige onderzoeken allemaal LV. De meerderheid van mijn 5-FU-patienten kreeg geen LV en ze hadden allemaal levermetastasen en in een aantal gevallen ook daarbuiten. Bij het voltooien van dit artikel vond ik nog wat ik eerder niet vond, een meta-analyse met betrekking tot de vraag : verbetert LV de mediane overleving? Het blijkt dat de mediane overleving door 5-FU 10.5 en met 5-FU en LV 11.7 maanden is ; gezien het grote aantal patienten een significant verschil (188). Beide waarden zijn wederom lager dan mijn 14.5. Duidelijk is dat er bij mijn patienten van zeker 3 soorten van negatieve selectie sprake was, wat mijn resultaten verder versterkt.

Mijn boek (11) met ongeveer 1700 referenties was ook voor mijzelf een update en zoals aangegeven heeft het internet mij hierbij zeer geholpen. In 2000 begon ik met een lijst gerandomiseerde studies aangaande NTT. Hoofdstuk 2 van mijn boek is op ca. 100 van deze studies gebaseerd. Nu hebben we een lijst van bijna 1100 studies, te vinden op www.kanker-actueel (onder Onderzoek en voeding). Tien jaar terug zag ik 4 regressies van kanker met NTT ; nu zijn dat er meer dan 20 per jaar. Een beschrijving van de individuele combinaties van medicijnen/supplementen is niet gepresenteerd, omdat een multi variate analyse kwestieus is vanwege het subgroepkarakter dat dan ontstaat met te veel kans op toeval door te kleine aantallen.
De uiteindelijke conclusies van deze pilotstudie zijn dat NTT meer regressies bij patienten met vergevorderde darmkanker veroorzaakt dan op basis van toeval te verwachten is. Verder is de mediane overleving van patienten die 5-FU met dan wel zonder LV ontvangen langer dan op basis van controle’s uit de literatuur te verwachten is, hoewel het resultaat bescheiden is. Deze resultaten zijn in overeenstemming met ander onderzoek uit het veld van de NTT (zie bijvoorbeeld de referenties 144 en 159).

De explosie van feiten uit gerandomiseerde studies betreffende NTT in het algemeen, ondersteund door internet, zal naar mijn mening de resultaten in de toekomst verbeteren. Het effect van bijvoorbeeld PSK als adjuvante therapie (in stadium Dukes B/C 15% meer genezing!!) is indrukwekkend. PSK wordt nu reeds 7 jaar door NTT-artsen in ons land toegepast, echter helaas niet door reguliere artsen!

References

1)Weber SM et al ; Survival after resection of multiple hepatic colorectal metastases ; Ann Surg Oncol. 2000 Oct:7(9):643-50.
2)Fegiz G et al ;Hepatic resections for colorectal metastases: the Italian multicenter experience ; J Surg Oncol Suppl. 1991;2:144-54.
3)Bolton S et al ; Survival after resection of multiple bilobar hepatic metastase from colorectal carcinoma ; Ann Surg. 2000 May;231(5):743-51.
4)Finan PJ et al ; Factors affecting survival in patients presenting with synchronous hepatic metastases from colorectal cancer : a clinical and computer analysis ; Br J Surg. 1985 May;72(5):373-7.
5)de Brauw LM et al ; Diagnostic evaluation and survival analysis of colorectal cancer patients with liver metastases ; J Surg Oncol. 1987 Feb;34(2):81-6.
6)Balslev I et al ; Prognosis in synchronous liver metastasis from colorectal cancer. A multicenter study of patients with cancer of the rectum and cancer of the rectosigmoid colon ; Ugeskr Laeger. 1989 Apr 24;151(17):1045-8.
7)Luna-Perez P et al ; The natural history of liver metastases from colorectal cancer ; Arch Med Res. 1998 Winter;29(4):319-24.
8)Purkiss SF and Williams NS ; Accurate method to measure the percentage hepatic replacement by tumour and its use in prognosis of patients with advanced colorectal cancer ; Br J Surg. 1992 Feb;79(2):136-8.
9)Abad A et al ; Sequential methotrexate, 5-fluoruracil (5-FU), and high dose leucovorin versus 5-FU and high dose leucovorin versus 5-FU alone for advanced colorectal cancer. A multi-institutional randomized trial ; Cancer. 1995 Mar 15;75(6):1238-44.
10)Buroker TR et al ; Randomized Comparison of Two Schedules of Fluorouracil and Leucovorin in the Treatment of Advanced Colorectal Cancer ; J Clin Oncol. 1994 Jan;12(1):14-20.
11)Valstar E ; Voedingsinterventie bij kanker ; second edition ; 2004 ; Strengholt ; Naarden,Holland. 12)Calder PC et al ; Dietary fish oil suppresses human colon tumour growth in athymic mice ; Clin Sci (Lond). 1998 Mar;94(3):303-11.
13)Kato T et al ; Influence of omega-3 fatty acids on the growth of human colon carcinoma in nude mice ; Cancer Lett. 2002 Dec 10;187(1-2):169-77.
14)Sakaguchi M et al ; Reduced tumour growth of the human colonic cancer cell line COLO-320 and HT-29 in vivo by dietary n-3 lipids ; Br J Cancer. 1990 Nov;62(5):742-7.
15)Gogos CA et al ; Dietary omega-3 polyunsaturated fatty acids plus vitamin E restore immunodeficiency and prolong survival for severely ill patients with generalized malignancy: a randomized control trial ; Cancer. 1998 Jan 15;82(2):395-402.
16)Douwes FR et al ; Ergebnisse einer prospektiven randomisierten Studie:- Chemotherapie versus Chemotherapie plus "Biological Response Modifier" bei metastasierendem kolorektalem Karzinom ; Zeitschrift fur Onkologie 1986 ;18(6):155-62.
17)Robsahm TE et al ; Vitamin D3 from sunlight may improve the prognosis of breast-, colon- and prostate cancer (Norway) ; Cancer Causes Control. 2004 Mar;15(2):149-58.
18)Niv Y et al ; In colorectal carcinoma patients, serum vitamin D levels vary according to stage of the carcinoma ; Cancer. 1999 Aug 1;86(3):391-7.
19)Palmer HG et al ; Vitamin D(3) promotes differentiation of colon carcinoma cells by the induction of E-cadherin and the inhibition of beta-catenin signaling ; J Cell Biol 2001 Jul 23;154(2):369-87.
20)Mustacchi G et al ; High-dose folinic acid (FA) and fluorouracil (FU) plus or minus thymostimulin (TS) for treatment of metastatic colorectal cancer of a randomized multicenter clinical trial ; Anticancer Res. 1994 Mar-Apr;14(2B):617-9.
21)McGarrity TJ et al ; Effect of selenium on growth, S-adenosylmethionine and polyamine biosynthesis in human colon cancer cells ; Anticancer Res. 1993 May-Jun;13(3):811-5.
22)Baines A et al ; Selenomethionine inhibits growth and suppresses cyclooxygenase-2 (COX-2) protein expression in human colon cancer lines ; Cancer Biol Ther. 2002 Jul-Aug;1(4):370-4.
23)Schroeder CP et al ; Effect of selenite combined with chemotherapeutic agents on proliferation of human carcinoma cell lines ; Biol Trace Elem Res. 2004 Summer;99(1-3):17-25.
24)Stewart MS et al ; Induction o


Plaats een reactie ...

2 Reacties op "Darmkanker en niet-toxische tumortherapie uit de praktijk van arts-bioloog drs. E. Valstar. Lees zijn uitgebreid beschreven pilotonderzoek naar het effect van de niet-toxische tumortherapie bij uitgezaaide darmkanker"

  • ria novak :
    beste drs Valstar mijn man heeft darmkanker met uitzaaiingen naar de lever een lever tumor van 10 bij bijna 15 en verder in ieder segment grootte van kwartjes of dubbeltjes hij is dus niet te opereren ik geef `m nu 10graviola van 500mg 10 vit c1000 10 ahcc500mg of beta glucan500mg 10000ie vit d3 en 900mg sillymarin uw artikel vind ik heel veelbelovend maar `t is voor mij te gecompliceerd zou u mij kunnen zeggen waar u woont en of u nog steeds praktiserend bent mijn man weet sinds half maart van dit jaar dat hij kanker heeft groet r. novak
    • Kees :
      Beste Ria, Valstar is lid van de NGOO, hier een lijst van deze artsen waaronder dus ook arts-bioloog drs. Engelbert Valstar: http://www.kanker-actueel.nl/NL/adressenlijst-orthomoleculaire-artsen-verenigd-in-de-ngoo.html

      Overigens hebben we voor mensen met darmkanker een rapport darmkanker-actueel waarin recente ontwikkelingen binnen zowel regulier als complementair worden vermeld met eventueel bijbehorende adressen. Meer informatie over darmkanker vindt u onder kankersoorten-darmkanker of vraag via redactie@kanker-actueel.nl naar meer informatie.

      Kees Braam
      webmaster

Gerelateerde artikelen
 

Gerelateerde artikelen

Arts-bioloog Engelbert Valstar >> Ministerie wil vergoeding >> Darmkanker en niet-toxische >> KWF-zalverij: een column van >> Open brief van arts-bioloog >> Arts-bioloog drs. E. Valstar >> Arts-bioloog drs. E. Valstar: >>