4 maart 2014: Bron: The Lancet, Early Online Publication, 18 February 2014doi:10.1016/S0140-6736(13)62564-7

Kinderen die kanker hebben overleefd hebben bijna 5 keer grotere kans op het ontwikkelen van een endocriene aandoening (hormonale stoornissen) op latere leeftijd in vergelijking met kinderen die geen kanker hebben gehad. Dat blijkt uit een jarenlange grote studie in de 5 Scandinavische landen. Volgens de onderzoekers is dit maar het topje van de ijsberg want alleen de mensen die een ziekenhuisopname nodig hadden voor hun aandoening zijn in deze studie opgenomen.

De studie geeft in principe een compleet beeld omdat de gegevens zijn gebruikt van de kankerregistratie die gestart is in de jaren 1940 en 1950 en loopt voor deze analyse tot 2008. Daarmee is in principe een compleet beeld geschetst omdat in tegenstelling tot eerdere studies die stopten op de leeftijd van 50 jaar deze nu wel zijn meegenomen. De resultaten van deze studie, Adult Life After Childhood Cancer in Scandinavië ( ALiCCS ) studiegroep, werden online gepubliceerd op 18 februari op de website van de Lancet .

Dit is de laatste studie van een aantal studies over de vertraagde gevolgen van de behandeling van kanker bij kinderen in verschillende landen, maar de eerste studie  uitgevoerd in de Scandinavische landen, aldus hoofdauteur Sofie de Fine Licht, MSc, van het Deense Cancer Society Research Centre in Kopenhagen.

Studieresultaten:

De onderzoekers maakten gebruik van de gegevens van de kankerregistratie database en koppelden dit aan een uniek burgerregistratienummer. De onderzoekers combineerden gegevens van alle overlevenden van kinderkanker in de Scandinavische landen. In feite is dit de grootste studie van late effecten na kinderkanker, aldus dr. Sophie de Fine Licht.

Totaal werden de gegevens van 211.261 mensen opgenomen in de totale studie. De onderzoekers identificeerden 31,723 mensen uit die totale groep die een vorm van kanker in hun jeugd hadden overleefd gedurende minstens 1 jaar. De anderen vormden dus de controlegroep

"Dit betekent dat vrijwel geen deelnemers werden verloren aan de follow-up en we waren dus in staat om een willekeurige controlegroep uit de algemene bevolking van de kankerregistratie die begon in de jaren 1940 en 1950 te selecteren", aldus dr. de Fine Licht. Dus een aantal van de overlevenden in deze studie hadden inmiddels een oudere leeftijd bereikt. Vorige studies hebben niet gekeken naar late effecten in groepen boven de 50 jaar, aldus dr. de Fine Licht

Van de kinderen met kanker hadden er 3292 een ziekenhuis bezocht voor hulp bij een endocriene aandoening. Overall, hadden de mensen uit de groep die kinderkanker hadden overleefd een 4,8 keer zo groot risico te worden opgenomen in het ziekenhuis met een endocriene aandoening in vergelijking met de mensen uit de controlegroep (standardized hospitalization rate ratio , 4.8; 95% confidence interval , 4.6 - 5.0).

Kinderen die vroeger leukemie hadden gehad en dit overleefd, hadden het hoogste risico op een ziekenhuisopname (SHRR , 7.3 , 95% CI , 6,7-7,9 ), gevolgd door overlevenden van tumoren van het centrale zenuwstelsel ( SHRR , 6.6 , 95% CI , 6,2-7,0 ) en Hodgkin lymfomen ( SHRR , 6.2 , 95% CI , 5,6-7,0 ).

Kinderen bij wie de kanker werd gediagnosticeerd in de leeftijd van 5 tot 9 jaar waren bijzonder kwetsbaar voor het ontwikkelen van een endocriene aandoening op latere leeftijd. In deze groep werd 35 % van de overlevenden daarmee geconfronteerd op of voor de leeftijd van 40 jaar en 43 % op of voor de leeftijd van 60 jaar.

De meest voorkomende endocriene stoornissen bij kinderen met kanker waren hypofyse hypofunction ( SHRR , 88,0 ), hypothyreoïdie ( SHRR , 9.9 ), testiculaire dysfunctie ( SHRR , 42,5 ), en ovariële dysfunctie ( SHRR , 4.7 ).

Endocriene aandoeningen kunnen ook leiden tot verdere niet endocriene mortaliteit, (kans op overlijden door niet endocriene aandoeningen), aldus de onderzoekers en vragen dan ook speciaal aandacht aan zorgverleners en huisartsen voor deze groeiende groep van mensen die kinderkanker hebben overleefd. "Met meer kinderen die hun kanker overleven zullen de endocriene problemen bij volwassen overlevenden groeien", aldus dr. Sophie de Fine Licht.

Het volledige studierapport: Hospital contacts for endocrine disorders in Adult Life after Childhood Cancer in Scandinavia (ALiCCS): a population-based cohort study  is tegen betaling in te zien.

Hier het abstract van de studie

A cumulative risk for endocrine disorders at 60 years of age of above 40% in survivors of childhood cancer emphasises the importance of minimisation of damaging treatment, intensification of secondary prevention, and targeting of survivor follow-up throughout life

The Lancet, Early Online Publication, 18 February 2014
doi:10.1016/S0140-6736(13)62564-7
 

Hospital contacts for endocrine disorders in Adult Life after Childhood Cancer in Scandinavia (ALiCCS): a population-based cohort study

Summary

Background

The pattern of endocrine disorders in long-term survivors of childhood cancer has not been investigated comprehensively. Here, we aimed to assess the lifetime risk of these disorders in Nordic survivors of childhood cancer.

Methods

From the national cancer registries of Denmark, Finland, Iceland, Norway, and Sweden, we identified 31 723 1-year survivors of childhood cancer, notified since the start of registration in the 1940s and 1950s. From the national population registries, we randomly selected a comparison cohort of people matched by age, sex, and country. Study participants were linked to the national hospital registries, and observed numbers of first-time hospital contacts for endocrine disorders in survivors of childhood cancer were compared with the expected numbers derived from the population comparison cohort. We calculated the absolute excess risks attributable to status as a childhood cancer survivor and standardised hospitalisation rate ratios (SHRRs).

Findings

Of the childhood cancer survivors, 3292 had contact with a hospital for an endocrine disorder, yielding a SHRR of 4·8 (95% CI 4·6—5·0); the highest risks were in survivors of leukaemia (SHRR 7·3 [95% CI 6·7—7·9]), CNS tumours (6·6 [6·2—7·0]), and Hodgkin's lymphoma (6·2 [5·6—7·0]). The absolute excess risk for endocrine disorders was roughly 1000 per 100 000 person-years before 20 years of age, and 400 per 100 000 person-years during the remaining lifetime. For children with cancer diagnosed at 5—9 years of age, the cumulative risk for endocrine disorders was highest, and reached 43% at the age of 60 years. Diagnoses of pituitary hypofunction (SHRR 88·0), hypothyroidism (9·9), and testicular and ovarian dysfunction (42·5 and 4·7, respectively) together constituted 61% (655 of 1078) of all excess disease-induced and treatment-induced endocrine disorders in survivors of childhood cancer.

Interpretation

A cumulative risk for endocrine disorders at 60 years of age of above 40% in survivors of childhood cancer emphasises the importance of minimisation of damaging treatment, intensification of secondary prevention, and targeting of survivor follow-up throughout life. Since most long-term childhood cancer survivors are not followed in a specialised late-effect clinic, they are a growing challenge for the primary care physician and medical specialists working outside the late-effect area.

Funding

The Danish Council for Strategic Research.

Plaats een reactie ...

Reageer op "Overlevenden van kinderkanker lopen 5 keer zo groot risico op ernstige endocriene - hormonale - aandoeningen op latere leeftijd"


Gerelateerde artikelen