SLOKDARMKANKER
De slokdarm (Latijns: oesofagis) is een buisvormig orgaan, dat ongeveer midden door de borstholte van keel naar maag loopt. Het is onderdeel van het spijsverteringsstelsel en dient voor het transport van voedsel van de mond naar de maag. Voedsel, dat eerst in de mond fijn gekauwd is en vermengd met speeksel, wordt doorgeslikt en verplaatst zich door de slokdarm naar de maag, waar het verder verteerd wordt. Bij het transport door de slokdarm wordt het voedsel voort geschoven door samenknijpende bewegingen van de wand van de slokdarm.
De wand van de slokdarm bestaat uit een aantal lagen. Van binnen naar buiten toe zijn dat: een slijmvlieslaag, een spierlaag en een ondersteunende bindweefsellaag. In de slokdarmwand lopen tevens zenuwen en lymfe- en bloedvaten.
Vlakbij de slokdarm bevinden zich een groot aantal organen, waaronder de luchtpijp, het hart, de longen en grote slagaderen.
In Nederland wordt jaarlijks bij 800 mannen en 400 vrouwen slokdarmkanker vastgesteld. Hoewel het vaker voor komt bij mannen, neemt het aantal vrouwen, waarbij het vastgesteld wordt, toe. Het merendeel van de mensen is tussen de 50 en de 70 jaar oud.
Patiënten, waarbij geen uitzaaiingen zijn vastgesteld, hebben na operatie een 5 jaars-overlevingskans van gemiddeld 40-50%. Indien wel bescheiden uitzaaiingen vastgesteld worden en nog operabel, is de 5 jaarsverwachting ca. 20
De typen slokdarmkanker die het meest voorkomen zijn het plaveiselcarcionoom en adenocarcionoom.
Een tumor in de slokdarm kan op verschillende wijzen groeien: hij kan via de wand van de slokdarm naar boven of beneden groeien of hij kan dwars door de wand van de slokdarm groeien en de buitenkant van de darm bereiken.
De precieze oorzaak van het ontstaan van slokdarmkanker is niet bekend. Wel zijn er risicofactoren, die de kans op het ontstaan van deze kankervorm doen toenemen. In het Westen zijn dat roken en een overdadig gebruik van alcohol, waarbij vooral de combinatie van die twee factoren het risico op slokdarmkanker vergroot.
Ook chronische ontstekingen kunnen het slijmvlies van de slokdarm beschadigen. Deze ontstekingen kunnen een veranderende samenstelling van het slijmvlies bewerkstelligen, hetgeen een - Barrett Oesofagus - genoemd wordt, naar de Engelse arts Barrett. Patiënten met dit Barrett Oesofagus hebben een duidelijk verhoogd risico op slokdarmkanker. Erfelijke factoren spelen geen rol.
Klachten.
In een vroeg stadium van de ziekte zijn er vaak geen klachten. Deze ontstaan pas als de tumorgroei een aanzienlijke versmalling van de slokdarm veroorzaakt. Er ontstaan dan klachten zoals: problemen met slikken, het passeren van (vast) voedsel, een vol of pijnlijk gevoel achter het borstbeen, vermoeidheid of duizeligheid door bloedarmoede (ontstaan door chronisch bloedverlies uit het beschadigde slijmvlies).
Onderzoeksmogelijkheden.
Röntgenfoto's van evt. afwijkingen in de slokdarm, zichtbaar gemaakt als er een dunne pap met contrastvloeistof gedronken is.
Endoscopie , het bekijken van de binnenzijde van de slokdarm via een flexibele slang. Deze wordt via de mond ingebracht. Evt. kan met speciale instrumenten een stukje weefsel weggenomen worden (een zogenaamde bioptie) voor nader laboratoriumonderzoek.
Echografie , een onderzoek met behulp van weerkaatsing van geluidsgolven die zichtbaar gemaakt worden op een beeldscherm. Dit wordt vooral gebruikt om te kijken of er geen uitzaaiingen naar de lever zijn.
CT-scan (computer tomografie), met dit apparaat worden millimeter voor millimeter zeer gedetailleerde foto's gemaakt en hiermee kan nagegaan worden of er uitzaaiingen naar longen, borstholte, maag of lever zijn.
Behandelingsmogelijkheden.
Vaak wordt een combinatie van behandelmethoden toegepast. Vooropgesteld dient te worden, dat slokdarmkanker vaak pas in een laat stadium opgemerkt wordt, omdat er in het begin geen klachten zijn.
Operatie , kan worden uitgevoerd als er geen uitzaaiingen zijn en is in opzet bedoeld op het genezen van de patiënt. Het slokdarmgedeelte, waarin de tumor zit, wordt dan verwijderd en vervangen door bijv. een kunststofbuis of een stuk dikke of dunne darm, afhankelijk van de aard van de operatie.
Radiotherapie, bestraling kan inwendig of uitwendig plaats vinden met het doel de tumor te verkleinen of diens groei af te remmen. Straling beschadigt behalve kankercellen ook omringende gezonde cellen. Daardoor kunnen er bijwerkingen optreden, zoals vermoeidheid, misselijkheid en verergerde slik- en passageklachten. Deze zijn allen tijdelijk van aard.
Chemotherapie, behandeling met speciale medicijnen, de zogeheten cytostatica. Met als doel de groei van tumorcellen af te remmen.
Laserbehandeling of elektro-coagulatie , met behulp van laserlicht of elektrische stroompjes wordt geprobeerd om tumorweefsel plaatselijk te vernietigen. Dit wordt vooral gedaan om de klachten te verminderen.
Gerelateerde artikelen
- Slokdarmkanker, korte algemene informatie
- Complementair- aanvullend - niet-toxisch: overzicht van artikelen bij slokdarmkanker van niet-toxische aanvullende behandelingen en middelen
- Ervaringsverhaal: Man (50 jaar) met uitgezaaide slokdarmkanker wordt en blijft al 16 maanden kankervrij met combinatiebehandeling van chemo (capeOX) en protonenbestraling copy 1
- Regulier - slokdarmkanker: overzicht van recente ontwikkelingen over behandelingen en medicijnen binnen de reguliere oncologie bij slokdarmkanker
- Patientenvereniging voor slokdarmkanker: SPKS - Stichting voor patienten met kanker aan het spijsverteringskanaal
Plaats een reactie ...
Reageer op "Slokdarmkanker, korte algemene informatie"