Vitamine D is geen vitamine, maar een hormoon. Daar begint de verwarring al mee. Het is naar schatting betrokken bij tien procent van de lichaamsprocessen. En het heeft in de loop van de evolutie gezorgd voor een curieus fenomeen: de blanke huid.

De productie van vitamine D in de huid is het duidelijkste voorbeeld van de afhankelijkheid van de mens van de zon. In feite is een geregelde, kortstondige blootstelling van de huid aan het zonlicht, in het bijzonder de UV-straling daarin, voldoende om – na een aantal omzettingen – genoeg vitamine D aan te maken. De hoeveelheid vitamine D is te meten met een bloedtest. Wie te weinig heeft, kan eenvoudig pilletjes van de drogist slikken om het tekort aan te vullen.

Wat ik wel mooi vind is dat hij alle credits geeft aan Gert Schuitemaker die al heel lang zegt en schrijft dat aanvulling van je vitamine D onontbeerlijk is als deze waarden te laag zijn.

Dit schrijft Huib Stam:

In 2008 publiceerde Gert Schuitemaker zijn nog altijd actuele en leesbare boekwerkje Nieuw licht op vitamine D en chronische ziekten. De orthomoleculair angehauchte apotheker bepleitte daarin een veel hogere inname van vitamine D dan door de Gezondheidsraad werd (en wordt) aanbevolen. Hij baseerde zich op een flink aantal buitenlandse deskundigen, wier inzichten nog niet tot de Nederlandse medische wereld waren doorgedrongen.

Zonder nu met Internationale Eenheden, mollen per liter en microgrammen te goochelen, kan gesteld worden dat als iedereen zich aan Schuitemakers advies had gehouden, we het er nu niet over zouden hoeven te hebben. Dan zou niemand vitamine D-deficiënt zijn. Maar de werkelijkheid is anders en bleek wreed tijdens de pandemie. Op de intensive care lagen veel dikke en oude mensen. Die oude mensen hadden een vanwege hun gevorderde leeftijd verzwakt immuunsysteem en daardoor weinig weerstand tegen de luchtweginfectie die het virus veroorzaakte. Maar wat was er met die obese patiënten aan de hand?>>>>>>>>>lees verder