Analyse KWF-rapport deel 3 : Melkproducten/calcium, vet, alcohol, thee en koffie.

Melkprodukten en calcium

Melkproducten/calcium in relatie tot darmkanker

Bausch en Voorrips geven aan dat de gecombineerde analyse in een pooling-project van 10 cohort-studies laat zien dat veel melk drinken het risico op darmkanker verlaagt. Een halve liter melk extra per dag betekent ongeveer 11% minder kans op darmkanker. De gecombineerde analyse uit 2004 van 10 cohortstudies toont dit aan. Dit effect berust grotendeels of geheel op het calcium uit de melk. Calcium zou volgens Bausch en Voorips mogelijk preventief werken doordat het galzuren en vrije vetzuren bindt. De dames missen hierbij het feit dat calcium ook het ornithinedecarboxylase remt, waarvan de activiteit voor de groei van darmkanker zeer belangrijk is ; zie mijn boek (1). Dezelfde analyse van 2004, genoemd in de vorige alinea, laat ook voor calcium onomstotelijk een preventieve werking tav darmkanker zien ; Bausch en Voorrips geven aan dat 13% van de vrouwen en 7% van de mannen als ze minimaal meer dan 1000 mg calcium per dag zouden hebben binnengekregen (ongeveer gelijk aan 800 cc melk). Bausch en Voorrips noemen ook een interventiestudie uit 1999 (voor hen erg recent), waarin 1200 mg extra calcium per dag tov de placebo de kans op nieuwe darmpoliepen (een voorstadium van darmkanker) met 19% verlaagde ; hetgeen volgens hen en ook mij met voornoemde analyse in overeenstemming is. Ik noem in mijn boek op blz. 32-34 zeker 12 interventiestudies met calcium in relatie tot darmkanker (Bausch en Voorrips missen er dus nogal wat) ; de overall conclusie was : calcium reduceert de kans op darmkanker.

Melkproducten/calcium in relatie tot prostaatkanker

In 5 van 10 cohortstudies is een risicoverhogend effect tav prostaatkanker gevonden voor 1 of meer zuivelcategorieen. Kijken we direct naar calcium dan zien we eerst een risico-verhogend effect tav prostaatkanker bij een inname (inclusief supplementen) van meer dan 2000 mg calcium per dag.Bausch en Voorrips concluderen dat niet melk an sich maar wel meer dan 2000 mg calcium per dag een risicofactor voor prostaatkanker is. Giovannucci et al (2) geven aan dat calcium de activatie van 25-hydroxy-vitamine-D naar 1,25-dihydroxy-vitamine-D remt (een soort terugkoppeling : calcium remt z'n eigen opname) ; daar 1,25-dihydroxy-vitamine-D volgens Giovannucci en ook volgens mijn boek belangrijk is voor de preventie en remming van prostaatkanker is er derhalve ook een model dat het negatieve effect van hoge doses calcium verklaart.
Duidelijk is dat er beneden de dagdosis met calcium van 2000 mg nog heel goede preventieve mogelijkheden zijn voor wat betreft darmkanker. Overigens geeft mijn boek voor wat betreft darmkanker ook heel duidelijk preventieve mogelijkheden van vitamine D aan.

Melkprodukten/calcium in relatie tot borstkanker

Op basis van 13 cohortstudies gezamenlijk bestudeerd in een gepoolde studie laat geen enkel verband zien tussen de melkconsumptie en het risico op borstkanker ; noch pre- noch postmenopausaal, zo geven Bausch en Voorrips aan. Ik ben het hiermee eens. De calciuminname is in relatie tot de kans op borstkanker inderdaad weinig bestudeerd.

Eindconclusie van mijn kant : extra calcium is zinvol ter preventie van darmkanker met name voor personen met een verhoogd risico daarop ; blijf beneden de 2000 mg calcium/dag en neem dan ook extra 1,2-dihydroxy-vitamine-D. Het is overigens jammer dat Bausch en Voorrips zoveel interventiestudies betreffende calcium en de kans op darmkanker gemist hebben ; dat had hun conclusie over calcium als preventieve factor veel sterker kunnen maken.

Vet

Inleiding

Bausch en Voorrips stellen, ik citeer : Omdat zowel borstkanker als darmkanker als prostaatkanker een hoge incidentie hebben in westerse landen, is lang gedacht dat dit veroorzaakt zou kunnen zijn door het relatief hoge aandeel van vet in de voeding in westerse landen. Ook de resultaten van dierproeven ondersteunden dit idee. Vet draagt in belangrijke mate bij aan de energie-inneming. Als het effect van het vetgehalte van de voeding wordt onderzocht, is het daarom belangrijk onderscheid te maken in (tussen!) het effect van het vetgehalte als zodanig en het effect van een hoge energie-inneming. Er zijn geschikte manieren om dit onderscheid te maken en dit is voor de hieronder besproken onderzoeken ook gebeurd ; einde citaat. Hier wordt in het bijzonder bedoeld dat veel calorieen een verhoogd risico op kanker betekenen en dat je dus naar de relatieve bijdrage van vet moet kijken. Een punt is echter al dat er zelfs na energiecorrectie nog voor zowel mannen als vrouwen een significante correlatie blijft bestaan tussen de oorspronkelijke calorieinname en de relatieve vetinname ; zie het proefschrift van Bausch en van den Brandt, tabel 3 en pas de rangcorrelatietoets van Kendall (3) toe ; P eenzijdig kleiner dan 0,05 voor mannen en kleiner dan 0,01 voor vrouwen). Caloriebeperking om de kans op kanker te verlagen zal dus primair vetbeperking moeten inhouden en voor in ieder geval hart- en vaatziekten geldt dan ook nog dat de vetsamenstelling veelal veranderd zal moeten worden.Het aantal calorieen en het relatieve vetgehalte zijn geen onafhankelijke variabelen!!! Deze clou is indertijd niet door Bausch en Van den Brandt onderkend.

Vet en darmkanker

Na energiecorrectie blijkt er overall in totaal 8 cohortstudies geen aantoonbaar verband tussen de vetinname en de kans op darmkanker te bestaan, zo stellen Bausch en Voorrips. Zij geven echter geen referenties, laat staan dat er een meta-analyse of gepoolde analyse wordt gepresenteerd. Ik kan hen op basis van hun bronnen hier dus niet controleren. Willett in een artikel uit 2001 bevestigt dat het vetpercentage er voor het risico op darmkanker niet toe doet ; wel het aantal calorieen (4). Echter zoals we eerder zagen zal caloriebeperking ter preventie van kanker juist ook vetrestrictie moeten inhouden. Willett noemt overigens ook nog speciaal rood vlees als risicofactor voor darmkanker! Bausch en Voorrips noemen verder een meta-analyse van 13 patient-controleonderzoeken, die eveneens geen relatie tussen het relatieve vetgehalte van de voeding en darmkanker vond. Verder noemen zij wederom zonder referenties te geven (!) cohortstudies, waarin na energiecorrectie naar het soort vet is gekeken : geen relatie tussen enkelvoudig onverzadigd vet en de kans op darmkanker ; idem dito geen relatie tussen meervoudig of enkelvoudig onverzadigd vet en het risico op darmkanker of verzadigd vet en het risico op darmkanker.
Echter hoe zit het nu met olijfolie sec ? ; andere bronnen van enkelvoudig onverzadigd vet negeer ik nu. Een ecologisch onderzoek (5) en 1 patient-controle-onderzoek (6) vinden een beschermende werking van olijfolie tav darmkanker en nog 2 andere patient-controle-onderzoeken (7,8) vinden dat voor onverzadigde olieen voornamelijk bestaande uit olijfolie eveneens. Daar Bausch en Voorrips van de cohortstudies geen referenties geven, kan niet nagegaan worden in hoeverre daarin naar olijfolie sec gekeken is. Ik zou een gepoolde analyse naar de rol van olijfolie bij het ontstaan van darmkanker willen bepleiten.

En dan is er nog iets : in mijn vorige artikel van deze serie zei ik dat ik het ermee eens was dat er geen algemeen verband tussen visvetzuren en het risico op darmkanker is aangetoond ; bij nader inzien te simpel : er is namelijk een interventiestudie (methodologisch waardevoller in principe dan een cohort-onderzoek) waarin gevonden is dat omega-3-vetzuren de delingssnelheid van het rectumslijmvlies remmen (9) : dit is een zeer sterke aanwijzing dat omega-3-vetzuren het risico op rectumkanker verlagen. Dit onderzoek noem ik nota bene zelf in mijn boek!
Duidelijk is dat Bausch en Voorrips weer tekort schieten : belangrijke referenties worden niet gegeven en men mist een relevante interventiestudie.

Mijn hoofdconclusies met betrekking tot vet en darmkanker zijn : veel calorieen verhogen de kans op darmkanker ; er is geen verband tussen het relatieve vetgehalte en de kans op darmkanker en omega-3-vetzuren in suppletievorm verlagen mogelijk de kans op rectumkanker.

Vet en borstkanker

Met de conclusie van Bausch en Voorrips dat de 7 door hen genoemde cohortstudies overall geen verband tussen het relatieve vetgehalte en de kans op borstkanker vinden ben ik het eens. Met de bewering dat er bij gepoolde analyse na energiecorrectie geen verband is gevonden voor verschillende soorten vet is, is evenwel niet waar : in Smith-Warner et al (10) wordt als relevante bevinding een verhoogd risico op borstkanker gevonden wanneer meer verzadigde vetten ipv koolhydraten bij gelijkblijvende energieinname worden genuttigd ; niet significant maar wel interessant is dat in dit onderzoek enkelvoudig onverzadigd vet op verschillende manieren gemeten er goed af lijkt te komen. Aan dit onderzoek heeft Bausch nota bene zelf meegewerkt. Bausch en Voorrips presenteren geen nieuw onderzoek op het niveau van gepoolde analyse, metaanalyse of van lager niveau dat dit laatste resultaat kan aanvechten. Sterker, de enige verdere referentie die Bausch en Voorrips geven is een onderzoek bij relatief jonge vrouwen dat voor die categorie een verhoogd risico op borstkanker vindt voor met name dierlijk vet uit vlees en zuivel (met name in vlees en iets minder in melk zit vooral verzadigd vet!!) ; dit onderzoek pleit dus zeker ook niet voor verzadigd vet.

De conclusie van Bausch en Voorrips dat er voor de verschillende soorten vet geen overtuigend bewijs beschikbaar is, is derhalve wat de verzadigde vetten betreft apert onjuist. Daarbij komt a) dat een isocalorisch dieet met meer verzadigd vet en minder koolhydraten bij proefdieren ook meer borstkanker veroorzaakt dan een isocalorisch dieet met minder verzadigd vet en meer koolhydraten (11) b) in het proefschrift van Bausch en Van den Brandt zelf, dus in de Nederlandse situatie werd eveneens van relatief veel verzadigd vet in de voeding een verhoogd risico op borstkanker gevonden, wanneer de uitersten met elkaar vergeleken werden ; wanneer verzadigd vet als continue variabele bekeken werd was het positieve verband niet meer significant, maar wie zegt dat een eventuele dosis-respons-relatie zich over het hele traject uitstrekte (12)? Dierexperimenteel onderzoek laat namelijk zien dat dit niet zo hoeft te zijn (13).
Overigens leidt isocalorische substitutie van koolhydraten door verzadigd vet bij gezonde proefpersonen tot een daling van de T3-spiegel en een stijging van de rT3-spiegel of maw de schildklier gaat wat trager werken (14) ; hierbij past weer overgewicht en blijkens het KWF-rapport een hoger risico op kanker. Kortom de legpuzzel zit consistent in elkaar.

Vet en prostaatkanker

Bausch en Voorrips geven aan dat men in slechts 2 van 7 cohortstudies een verband heeft gevonden tussen het vetgehalte en het risico op prostaatkanker. Ik wil in dit kader 2 meta-analyses noemen ; allereerst Dagnelie et al (met ook Bausch en Van den Brandt o.a. als co-auteurs) (15) : men vindt het bewijs niet sterk genoeg ; ten tweede wil ik noemen Fleshner et al (16) : dit artikel is analytischer van aard en komt tot de volgende ondubbelzinnige conclusie : In the light of the inherent bias of the methodology of studying diatary fat intake and carcinoma of the prostate we conclude that the evidence is consistent. Van de 33 studies die Fleshner et al bespreken vinden er 8 een verband (ik analyseer nu op mijn manier) tussen de relatieve vetinname en het risico op prostaatkanker en vele andere van deze studies vinden dat voor melkvet of voor vet uit vlees ; door toeval verwacht je bij eenzijdige toetsing maximaal 2 studies die door toeval een verband tussen de relatieve vetiname en de kans op prostaatkanker vinden ; het zijn er evenwel 8 en dan heb ik het nog niet over de studies die deels een verband vinden ; 8 ipv 2 is blijkens een chi-kwadraattoets niet toevallig : P kleiner dan 0,005 (3). Bausch en Voorrips vinden ook geen consistent verband tussen de verschillende soorten vet en prostaatkanker ; men preciseert niets en lijkt het onderzoek van Sonoda et al (17) niet te kennen : minder vlees en meer vis : minder prostaatkanker ; ook al is er feitelijk sprake van 2 variabelen zegt het toch iets, zeker daar vlees het risico op borst- en darmkanker vergroot en omega-3-vetzuren van vis zeker niet slecht zijn voor de darm en juist heel gunstig voor hart- en vaatziekten. Ook het onderzoek van Augustsson wat ik in mijn vorige artikel noemde vond een bescherming van vis omega-3-vetzuren ; in de recente cohortstudie van Leitzmann et al (17) waarin ook separaat naar vis omega-3-vetzuren was gekeken, werd in relatie tot deze vetzuren eveneens een lager risico op prostaatkanker gevonden. Er is echter nog iets : alfa-linoleenzuur wat in EPA en vervolgens DHA kan worden omgezet lijkt blijkens basaal onderzoek gunstig in relatie tot het ontstaan van borstkanker, maar ongunstig in relatie tot het ontstaan van prostaatkanker (heeft vermoedelijk iets te maken met een verschil in de stofwisseling tussen borst en prostaat). Leitzmann et al vinden ook dat alfa-linoleenzuur de kans op prostaatkanker vergroot. Veel sterker is dat het resultaat van Leitzmann et al ook in een meta-analyse of liever gepoolde analyse van Brouwer et al gevonden is (18). De bewering van Bausch en Voorrips dat er over de interrelatie van de verschillende soorten vet en de kans op prostaatkanker geen uitspraken kunnen worden gedaan is dan ook faliekant onjuist.

Vet en andere vormen van kanker

De gegevens over andere kankers zijn beperkt ; Bausch en Goldbaum hebben het alleen over eierstokkanker : de gegevens zijn deels tegenstrijdig ; geen verband is waarschijnlijker dan wel een verband ; ik ga op deze onderzoeken niet in.

Slotopmerking : Bausch en Voorrips slaan in dit hoofdstuk bij herhaling de plank mis, ook al sluiten ze zelf aan het eind niet uit dat er verbanden zijn die door de kleine variantie van de vetiname niet aan het licht komen. De dames hadden desondanks zeer essentiele zaken niet hoeven te missen.

Alcohol en kanker

Inleiding

Een algemeen probleem bij de studies naar alcohol en kanker is dat de niet-drinkers (of bijna niet-drinkers)-groep vervuild kan zijn en vaak ook is door mensen die in het verleden veel meer dronken. Zware drinkers onderrapporteren verder sowieso.

Alcohol en het ontstaan van kanker in de mond-/keelholte

Bij niemand bestaat er nog op basis van het wetenschappelijk onderzoek twijfel dat alcohol het ontstaan van kanker in mond- en/of keelholte bevordert. De soort alcoholische drank speelt geen belangrijke rol. Roken en alcohol versterken in deze elkaars carcinogene effect onevenredig sterk.

Alcohol en slokdarmkanker

Tav het ontstaan van het plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm geldt dat zowel alcohol als roken de kans daarop vergroten en dat deze elkander invloed versterken. Het risico op het adenocarcinoom van de slokdarm neemt door alcohol evenwel niet toe. Ik ga hier verder niet op in.

Alcohol en darmkanker

Zoals Bausch en Voorrips aangeven is de literatuur over alcohol en de kans op darmkanker tegenwoordig zeer duidelijk. Zeer vaak wordt een verhoogd risico op darmkanker gevonden. In cohortstudies bleek het verband nog duidelijker. Meta-analyses hebben een en ander nog verder versterkt. Het Pooling Project dat Bausch en Voorrips noemen (19), gebaseerd op 8 cohortstudies die alle 8 reeds een verband tussen de alcoholconsumptie en het risico op darmkanker vonden, vindt vanaf 30 gram alcohol per dag (ca 3 consumpties) een verband. Het soort alcohol bleek niet uit te maken. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Alcohol en borstkanker

Ik ga niet in detail in op de literatuur die Bausch en Voorrips hier noemen. Het drinken van 1 glas alcohol per dag verhoogt het risico op borstkanker met 7-9%. Een echte ondergrens lijkt er niet te zijn en ook het soort alcohol doet er niet toe. Van de 10000 vrouwen waarbij jaarlijks borstkanker wordt geconstateerd hebben 740 het door het gebruik van alcohol gekregen. Ook bleek er van een dosis-effect-relatie sprake te zijn. Ik kan dit alles gebaseerd op zeer veel onderzoek en samenvattende analyses alleen maar beamen.

Alcohol en andere vormen van kanker

Leverkanker

Veel alcohol kan leiden tot levercirrhose en dat weer tot leverkanker. Een recente meta-analyse gebaseerd op 16 patient-controleonderzoeken en 3 cohortstudies heeft de interrelatie alcohol en leverkanker bevestigd.
Al komt bij ons leverkanker weinig voor, 2 consumpties per dag verhoogt de kans op leverkanker met 20% en acht consumpties per dag verhoogt de kans op leverkanker met 80%.

Blaaskanker

In enkele meta-analyses blijkt alcohol het risico op blaaskanker volgens Bausch en Voorrips licht te verhogen. In een recent cohort-onderzoek waarin voor roken als confounding variabele goed gecorrigeerd is, bleek 30 gram alcohol per dag of meer gecorreleerd met een verhoogd risico op blaaskanker.

Maagkanker

Bausch en Voorrips laten middels een meta-analyse betreffende 2 cohortstudies en 14 patientcontroleonderzoeken een duidelijk verband tussen de alcoholinname en het risico op maagkanker zien.

Alvleesklierkanker

Tussen de alcoholinname en de kans op alvleesklierkanker is er blijkens een meta-analyse en enkele cohortonderzoeken geen verband.

Longkanker

Bausch en Voorrips betogen terecht dat rokers meer drinken en dat je dus heel goed voor het roken moet corrigeren om het effect van alcohol te meten. In een metaanalyse betreffende 7 patient-controleonderzoeken en 11 cohortstudies, waarin zo goed mogelijk voor roken is gecorrigeerd, vond men bij 7 alcoholconsumpties of meer een verhoogd risico. Bausch en Voorrips zijn overigens van mening dat een zekere vertekening door roken nog steeds mogelijk is ; hierdoor zijn zij toch nog niet van een verband tussen de alcoholinname en de kans op longkanker overtuigd.

Prostaatkanker

Blijkens de literatuur is het zeer twijfelachtig of alcohol de kans op prostaatkanker vergroot.

Algemene conclusie van mijn kant : alcohol is vooral een risicofactor voor het krijgen van mond-, keelholte-, slokdarm-, darm- en borstkanker. In mindere mate geldt dit voor lever-, blaas- en maagkanker.
Een opmerking wil ik nog wel maken : waarom wordt er bij de inname voor vet wel voor de energieinname gecorrigeerd en bij de inname van alcohol niet?

Thee en kanker

Thee is na water de meest gebruikte drank ter wereld (1). In mijn boek worden een aantal dierexperimentele studies genoemd waarin groene thee het ontstaan van kanker tegen gaat ; ook voor zwarte thee zijn er dergelijke studies zoals Bausch en Voorrips aangeven. Hete thee is omdat het heet is een risicofactor voor het krijgen van slokdarmkanker, maar dat heeft feitelijk niets met thee te maken. Hieronder volgt een bespreking van de bevindingen van Bausch en Voorrips.

Thee en slokdarmkanker

Wat zegt het epidemiologisch onderzoek? Bausch en Voorrips noemen een patient-controle-onderzoek uit China dat een beschermend effect van groene thee tegen slokdarmkanker laat zien. Er is echter meer onderzoek dan dit ene onderzoek dat in het KWF-rapport genoemd wordt. In een andere Chinese case-control-studie (20) wordt dit ook gevonden, echter in weer een ander (Japans) patienten-controle-onderzoek niet, wel minder kans op maag- of rectumkanker door groene thee ; echter niet aantoonbaar voor wat betreft slokdarmkanker (21). Wang et al (22) vinden in een case-control-studie weer wel een beschermend effect van groene thee tav slokdarmkanker. In nog weer een andere case-control-studie wordt weer geen preventief effect van groene thee tav slokdarmkanker gevonden (23).Zwaarwegend is dat in een cohort-onderzoek een beschermend effect van groene thee voor wat betreft slokdarmkanker is gevonden (24). Dierexperimenteel heeft men gevonden dat groene thee, maar ook jasmijnthee, zwarte thee en oolongthee in hoge mate tegen slokdarmkanker door N-nitrosomethylbenzylamine beschermen (25).
De conclusie van Bausch en Voorrips dat er weinig aanwijzingen zijn dat groene thee de kans op slokdarmkanker verlaagt is wat mager ; er zijn over het geheel juist duidelijke aanwijzingen dat groene thee wel de kans op slokdarmkanker verlaagt. Immers 2 case-control-studies zeggen groene thee beschermt ; 2 kunnen dat niet aantonen, maar de zwaarstwegende studie, een cohortstudie en dierexperimenteel onderzoek vinden voor wat slokdarmkanker betreft wel een preventief effect van groene thee.

Thee en maagkanker

Bausch en Voorrips betogen dat er 4 cohortstudies zijn waarin geen duidelijk overall verband tussen de consumptie van zwarte thee en de kans op maagkanker is gevonden. Wat groene thee betreft werd in 4 cohortstudies evenmin een preventief effect van groene thee tav maagkanker gevonden. Uitgaande van alleen deze 8 studies is de conclusie inderdaad dat er noch van zwarte noch van groene thee een beschermend effect

tegen maagkanker sprake is. Er zijn echter nog 2 cohortstudies ; Khan et al (26) vinden ook geen preventief effect van in dit geval groene thee, terwijl Sun et al (24) dit wel vinden. Wat maagkanker betreft ben ik voor wat epidemiologisch onderzoek betreft het eens met Bausch en Voorrips : er is geen duidelijk verband tussen het drinken van groene of zwarte thee en de kans op maagkanker. Op aanwijzingen voor therapeutische effecten voor wat betreft bestaande maagkanker (zie o.a. 27) ga ik niet in omdat het geen preventie betreft en omdat de aanwijzingen beperkt zijn.

Thee en alvleesklierkanker

Bausch en Voorrips noemen 7 cohortstudies, waarvan er 4 een beschermend effect ; 3 geen effect en een een bevorderend effect van zwarte thee op het ontstaan van alvleesklierkanker vonden. Slechts een cohortstudie naar het effect van groene thee op het ontstaan van alvleesklierkanker wordt genoemd : resultaat meer groene thee : minder alvleesklierkanker. De conclusie van Bausch en Voorrips : zwarte thee en groene thee hebben geen consistent verband met alvleesklierkanker. Ik vraag me af waarom worden beide theesoorten over een kam geschoren : de ene cohortstudie over groene thee is op zichzelf toch consistent? ; waarom geen meta-analyse van de 7 studies mbt zwarte thee? Er is echter meer : 1) catechinen, de verbindingen waaraan men mede op grond van dierproeven kankerpreventieve eigenschappen toedicht zitten veel meer in groene thee dan in zwarte thee (28) ; hierdoor wint de cohortstudie met groene thee aan gewicht (voor een dierexperimenteel onderzoek betreffende polyfenolen uit groene thee en de preventie van alvleesklierkanker : zie 29). Het zou verder beter zijn in het epidemiologisch onderzoek ook rekening te houden met de catechinen uit bijvoorbeeld fruit ; deze zullen juist een eventueel gunstig effect uit een minder rijke bron als zwarte thee kunnen versluieren. Beschouwingen over het hoe en waarom dan wel het echt diep ingaan op de zaken mis ik bij Bausch en Voorrips zeer. Er is inderdaad geen duidelijk epidemiologisch bewijs dat catechinen uit groene thee tegen alvleesklier beschermen, al is er meer reden voor verder onderzoek dan Bausch en Voorrips suggereren. Het argument dat catechinen uit andere bron ook een rol spelen als het om catechines gaat, geldt uiteraard ook voor de de 2 eerder besproken kankers, slokdarm- en maagkanker.

Thee en darmkanker

Ik ben het met Bausch en Voorrips eens dat uit het door hen genoemde epidemiologisch onderzoek op cohortniveau geen verband tussen zwarte of groene thee en de kans op darmkanker is af te leiden. Echter in een recente cohortstudie waarin naar naar het totaal aan catechinen (dus ook die afkomstig van fruit) is gekeken werd bij Amerikaanse postmenopausale vrouwen (dus vooral zwarte thee) een preventief effect van deze stoffen voor wat darmkanker betreft gevonden.

Thee in relatie tot blaas-/nierkanker

Met Bausch en Voorrips ben ik het eens dat uit het door hun gepresenteerde onderzoek aanwijzingen zijn af te leiden dat zwarte thee het risico op blaaskanker iets verlaagt en dat dit niet geldt voor groene thee.
Ook geldt hier weer dat het interessant zou zijn apart naar de totale inname aan catechines te kijken.

Thee en borstkanker

Bausch en Voorrips noemen 4 cohortstudies betreffende zwarte thee en borstkanker ; in slechts 1 was er een significant verschil en wel ten voordele van zwarte thee. Verder noemen zij een cohortstudie van Japanse bodem, waarin geen relatie in positieve of negatieve zin tussen de groene theeconsumptie en de kans op borstkanker kon worden aangetoond. Bausch en Voorrips noemen ook nog een Japanse studie waarin gevonden is dat groene thee de kans op het opnieuw optreden van borstkanker over een periode van 7 jaar verlaagt. Hier slaan Bausch en Voorrips de plank mis : in dit onderzoek werd bij een subgroep die behandeld was voor borstkanker en een betere prognose had dan de rest van de groep, een verlaging van de recidiefkans vastgesteld. Deze studie betrof derhalve secundaire preventie (en dus therapie) of anders gezegd had voor Bausch en Voorrips dus niet opportuun hoeven zijn ; bovendien was er sprake van een subgroepanalyse, wat de studie minder sterk maakt. Overigens is er een recente gepoolde analyse van 2 cohortonderzoeken naar het gebruik van groene thee en het risico op borstkanker (30) ; er bleek geen verband aantoonbaar. Met de conclusie van Bausch en Voorrips dat er geen verband is tussen thee en borstkanker ga ik mee in die mate dat dit weinig zegt over de therapeutische situatie (zie voornoemde studie betreffende secundaire preventie) en niets zegt over beduidend hogere doses in met name een therapeutische setting : zo blijken zeer hoge doses EGCG bij muizen borstkanker tot regressie te kunnen brengen (31) en blijken hoge doses van een groene thee-extract in vivo de groei van borstkanker bij proefdieren te kunnen remmen (32).

Thee en kanker van de mond-/keelholte

Met betrekking tot thee en kanker van de mond-/keelholte bestaan er volgens Bausch en Voorrips slechts 8 patient-controle-studies in relatie tot zwarte thee ; geen cohortstudies. De trend van deze studies is een beschermend effect van zwarte thee ; Bausch en Voorrips achten dit bewijs terecht te mager.

Thee en longkanker

Terecht concluderen Bausch en Voorrips op basis van 3 cohortstudies aangaande zwarte thee en een aangaande groene thee, dat er geen beschermend effect van thee tav longkanker is aangetoond.

Thee en prostaatkanker

Bausch en Voorrips noemen 2 cohortstudies waarin geen beschermend effect van zwarte thee tegen prostaatkanker is gevonden en 1 waarin een 40 procent reductie van het risico op prostaatkanker werd gezien. Groene thee is bij de mens zoals Bausch en Voorrips terecht opmerken in relatie tot prostaatkanker nauwelijks onderzocht, al is het wel zo en daar hebben de dames het helaas niet over dat zeer hoge doses EGCG (vooral in groene thee) bij muizen een regressie van bestaande prostaatkanker kunnen veroorzaken (31) ; van therapie naar preventie mag mijns inziens eerder een lijn worden getrokken dan andersom.

Mijn conclusies zijn zoals uit het voorgaande blijkt over het algemeen wat met name groene thee aangaat positiever dan die van Bausch en Voorrip ; dit geldt met name voor slokdarm-,alvleesklier- en prostaatkanker.

Koffie en kanker

Inleiding

Zoals ik in mijn boek (1) aangeef is koffie een drank met ca. 1200 stoffen waaronder cafeine. Cafeine en koffie als zodanig mag men derhalve niet over een kam scheren. Dan ga ik nu op de bevindingen van Bausch en Voorrips in.

Koffie en blaaskanker.

Bausch en Voorrips concluderen terecht dat het onduidelijk of koffie de kans op blaaskanker iets verhoogt, zoals in een meta-analyse is gevonden ; het is namelijk zeer de vraag of er voldoende voor het roken is gecorrigeerd. Koffie en nierkanker

Met Bausch en Voorrips ben ik eens dat er op basis van een aantal patient-controle-onderzoeken en een cohortstudie ben ik met Bausch en Voorrips eens dat er geen relatie tussen koffie en het risico op nierkanker aantoonbaar is.

Koffie en alvleesklierkanker

Van de 21 case-control-studies die genoemd worden laten er 10 een lichte relatie met koffiedrinken zien ; correctie voor roken doet dit in belangrijke mate afnemen. Bij de acht cohort-studies wordt alleen in een van de kleinste bij een laag aantal patienten bij meer dan 4 koffie per dag een verhoogd risico gevonden.In diverse van deze cohortstudies is ook naar dosering en een zeer langdurig koffiegebruik gekeken ; resultaat : geen verband. Een meta-analyse is echter zoals Bausch en Voorrips aangeven echter nog niet verricht. Bausch en Voorrips zien derhalve geen duidelijk verband tussen koffiedrinken en de kans op alvleesklierkanker. Ik ben het hiermee eens.

Koffie en darmkanker

Minder goede studies suggereren een lagere kans op darmkanker door koffie. De cohort-studies bevestigen dat niet. Een meta-analyse aan de hand van 3 studies naar koffie en de kans op darmpoliepen laat evenwel wel een verlaagde kans op darmpoliepen zien. Al is veel onduidelijk, koffie is eerder goed dan slecht voor de darm.

Koffie en andere vormen van kanker

Er blijkt epidemiologisch geen verband aantoonbaar tussen koffieconsumptie en het risico op borst-prostaat-,maag-,slokdarm-,keel- en mondkanker. Per kankersoort is bij deze kankers naast patient-controle-onderzoek steeds naar 1 of meer cohortstudies gekeken.

Samenvattend voor wat betreft koffie : heel misschien iets meer kans op blaaskanker ; duidelijker zijn de aanwijzingen dat koffie de kans op darmkanker verlaagt ; met andere vormen van kanker is er geen verband dan wel is dat uiterst onwaarschijnlijk.

Eindconclusie : wederom blijkt dat het KWF-rapport belangrijke hiaten/onjuistheden bevat ; in dit artikel is dit met name met betrekking tot vet en kanker.

In een vierde en laatste deel zal ik de rest van het rapport bespreken.

Literatuurlijst

1)Valstar E ; Voedingsinterventie bij kanker ; blz. 32 ; 2e druk ; Strengholt ,Naarden ; 2004; ISBN 90-5860-192-7
2)Giovannucci E et al ; Cancer Res 58 : 442-7 ; 1998.
3)Wijvekate ML ; Verklarende statistiek ; het Spectrum ; Utrecht ; 1972.
4)Willett WC; Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 10 : 3-8 ; 2001.
5)Stoneham et al ; J Epidemiol Community Health 54 :756-60 ; 2000.
6)Braga C et al ; Cancer 82 : 448-53 ; 1998.
7)Franchesi S ; Eur J Cancer Prev 8 Suppl 1 : S49-52 ; 1999.
8)Franchesi S en Favero A ; Ann Oncol 10 Suppl 6 : 61-3 ; 1999.
9)Anti M et al ; Gastroenterology 107 : 1709-18 ; 1994.
10)Smith-Warner SA et al ; Int J Cancer 92 : 767-74 ; 2001.
11)Freedman LS et al ; Cancer Res 50 : 5710-9 ; 1990.
12)Van denBrandt P en Bausch S ; proefschrift van 28 januari 1993 ; verdedigd aan de RU te Maastricht ; ISBN 90 5278 057 9 ; blz 99 e.v.
13)Zevenbergen JL et al ; Nutr Cancer 17 : 9-18 ; 1992.
14)Sims EA et al ; Clin Endocrinol Metab 5 : 377-95 ;1976.
15)Dagnelie PC et al ; BJU Int 93 : 1139-50 ; 2004.
16)Fleshner N et al ; J Urol 171(2Pt2) : S19-24 ; 2004.
17)Leitzmann MF et al ; Am J Clin Nutr 80 : 204-16 ; 2004.
18)Brouwer IA et al ; J Nutr 134 : 919-22 ; 2004.
19)Cho E et al ; Ann Intern Med 140 : 603-13 ; 2004.
20)Mu LN et al ; Zhonghua Liu Xing Bing Xue Za Zhi 24 : 192-5 ; 2003.
21)Inoue M et al; Cancer Causes Control 9 : 209-16 ; 1998.
22)Wang M et al ; Zhonghua Liu Xing Bing Xue Za Zhi 20 : 95-7 ; 1999.
23)Mu LN et al ; Zhonghua Yu Fang Yi Xue Za Zhi 37 : 171-3 ; 2003.
24)Sun CL et al ; Carcinogenesis 23 : 1497-503 ; 2002.
25)Chen J ; Prev Med 21 : 385-91 ; 1992.
26)Khan MM et al ; Asian Pac J Cancer Prev 5 : 58-65 ; 2004.
27)Kim HS et al ; Anticancer Res 24(2B) : 747-53 ; 2004.
28)Khokhar S en Magnusdottir SG ; J Agri Food
29)Majima T et al ; Pancreas 16 : 13-8 ; 1998.
30)Suzuki Y et al : Br J Cancer 90 : 1361-3 ; 2004
31)Liao S et al; Cancer Lett 96 : 239-43 ; 1995.
32)Sartippour MR et al ; Nutr Cancer 40 : 149-56 ; 2001.

Plaats een reactie ...

Reageer op "Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 3: De rol van melkproducten/calcium, vet, alcohol, thee en koffie bij kanker."


Gerelateerde artikelen
 

Gerelateerde artikelen

Arts-bioloog drs. E. Valstar >> Arts-bioloog drs. E. Valstar >> Arts-bioloog drs. E. Valstar >> Arts-bioloog drs. E. Valstar >>