Als u ons wilt ondersteunen dan kan dat via een al of niet anonieme donatie. Elk bedrag is welkom hoe klein ook. Klik hier als u ons wilt helpen kanker-actueel online te houden Wij zijn een ANBI organisatie en dus is uw donatie aftrekbaar voor de belasting
30 december 2011: al in 2006 maakte arts-bioloog drs. E. Valstar een analyse over de effecten van voeding en voedingstoffen bij kanker. En er zijn inmiddels nieuwe bewijzen gekomen, maar onderstaande analyse is nog steeds relevant.
Een analyse van het KWF-rapport ; deel 4 : Bioactieve stoffen , kankerverwekkende stoffen in voedingsmiddelen, nitriet/nitraat , discussie en aanbevelingen
Bij vleeswaren gaat bij Bausch en Voorrips weer de kost voor de baat uit : vleeswaren zijn wel carcinogeen maar dat zal door recent getroffen maatregelen wel niet meer zo zijn. Uiteraard moet men later eerst meten of dat zo is ; gezien de carcinogeniteit van rood vlees sec op basis van waarschijnlijk meerdere factoren is het niet zo waarschijnlijk dat dit ook lukt.
De beste aanwijzingen dat vette vis goed is voor de preventie van darmkanker worden bovendien gemist. De rol van groenten en fruit is volgens de auteurs iets minder groot dan eerst gedacht ; klopt, maar waarom worden de individuele mogelijkheden van sommige stoffen uit groenten en fruit in hoge doses dan niet uitgekauwd en waarom zegt men niet dat bijvoorbeeld de beschermende rol van calcium tav darmkanker nu duidelijker is?
Ook zegt men dat de rol van micronutrienten nu minder belangrijk is dan eerder werd gedacht ; dit is in zijn algemeenheid onzin : caroteen is voor de preventie van longkanker weliswaar minder belangrijk dan gedacht ; die van vitamine E is ter preventie van prostaatkanker belangrijker dan gedacht ; ook het belang van foliumzuur blijkt groter dan gedacht, terwijl selenium tav met name een andere kanker een preventieve werking heeft dan eerst werd gedacht.
De oorzakelijke rol van alcohol en overgewicht blijkt groter dan gedacht en is nu ook veel beter onderbouwd ; nee in de publiciteit had men het er eigenlijk alleen over dat groenten en fruit voor de kankerpreventie niet zo belangrijk waren ; menige leek heb ik daarna horen zeggen dat het niet uitmaakt wat je eet oftewel barbecue er maar op los etc.
Ik ben benieuwd wat de tekst van het rapport was voordat het gedurende ca 2 jaar voor het " grote publiek geschikt werd gemaakt ". Een feit is dat het rapport erg slecht is. Op het vleesverhaal is ook door het KWF niet inhoudelijk gereageerd. Men heeft toegezegd op mijn analyses betreffende het rapport te zullen reageren ; ivm vakanties kan men evenwel pas na 1 september reageren. Op 23-6-04 had men al deel 1 ; op 2-7-04 deel 2 en op 30-07-04 al deel 3 ; deel 4 heeft men 16 augustus 2004.
Aanbevelingen (hoofdstuk 16 van het rapport)
Groente, fruit en vezel
Bausch en Voorrips geven aan dat de gemiddelde Nederlander in 1997/1998 dagelijks 120 gram groente en 102 gram fruit at ; dit was een daling tov 10 jaar eerder. De dagelijks inname van voedingsvezel bedroeg 21 gram ; evenveel als 10 jaar eerder. Als huidige aanbeveling voor groente en fruit samen (tamelijk arbitrair) , zoals verwoord door het Voedingscentrum, geldt 400 gram dagelijks. Gesteld wordt dat de aanbeveling voor groenten en fruit gebaseerd is op de wenselijkheid en de haalbaarheid daarvan (maw men zou feitelijk een grotere hoeveelheid willen adviseren).Het advies betreffende de inname voor groenten en fruit ziet men evenwel het liefst ongewijzigd. Voor vezels wordt afhankelijk van de energieinname 30-45 gram per dag geadviseerd ; dit advies is mede gebaseerd op het gunstige effect van vezels tav hart- en vaatziekten ; ook dit wordt iha niet gehaald. Ook voor vezels is men van plan de aanbeveling te handhaven.
Gezien de door mij geponeerde literatuur zou men mensen met een verhoogde kans op darmkanker meer tarwevezels, gecombineerd met minder calorieen kunnen adviseren. Wel wordt er door Bausch en Voorrips nog terecht op gewezen dat groenten en fruit/vezelrijk voedsel relatief rijk is aan relevante stoffen (geen lege calorieen) ; dit soort voedsel zo stellen zij terecht is ook goed om overgewicht (en dus ook kanker),diabetes en hart- en vaatziekten tegen te gaan.
Vlees en vleeswaren
De gemiddelde Nederlander at in 1997/1998 111 gram vlees per dag, waarvan 24 gram vleeswaren en 18 gram kip. Men stelt dat dit tov 10 jaar terug plusminus stabiel gebleven is. Ik heb echter uit betrouwbare bron vernomen, dat de vleesconsumptie de laatste 3 jaar is afgenomen, terwijl een toename was verwacht.
Bausch en Voorrips raden aan het vleesverbruik op het niveau te houden van 1997/1998. Met het oog op het voorkomen van overgewicht, hart- en vaatziekten en suikerziekte, wordt het accent op magere soorten vlees gelegd. Waarom wordt er hier niet reeds minstens 2 keer liefst vette vis ter preventie van hart- en vaatziekten aanbevolen (ook nog eens caloriearmer dan zelfs mager vlees)? Voorts is het zo dat de door mij aangetoonde negatieve effecten van rood vlees leidt tot mijn advies minder vlees door meer vis, meer wit vlees (komt er tav kanker relatief goed af) en ook meer vleesvervangers. Op velerlei plaatsen in dit rapport wordt vlees feitelijk gepromoot en vis niet/schoorvoetend genoemd of ondergewaardeerd : een schande!! Nogmaals : rood vlees is zoals ik in artikel 2 heb aangetoond een risicofactor voor in ieder geval zowel borst- als darmkanker. Voorts zijn vleeswaren carcinogeen ; of de toevoeging van de vitaminen C en E om de nitrosaminenvorming tegen te gaan moet nog blijken, maar wordt door Bausch en Voorrips op blz. 121 weer bij voorbaat verwacht. Om barbecuen als bereidingswijze te beperken en sowieso donkerverbrande stukken van gebakken vlees weg te snijden zijn adviezen van Bausch en Voorrips waar ik me verder wel mee kan verenigen.(red: lees ook:
Bioactieve stoffen
Antioxidanten en vitamines
Inleiding
Bausch en Voorrips stellen terecht dat je op grond van het feit dat groenten en fruit de kans op longkanker verminderen, je nog niet kunt stellen dat daarvoor expliciet beta-caroteen al dan niet mede of juist door andere componenten van groenten en fruit daarvoor verantwoordelijk is. Onderzoek wijst op dit moment juist cryptoxanthine, een carotenoide, voorkomend in fruit en dan vooral in mandarijnen als een zeer veelbelovende stof ter preventie van kanker, aan.
Er zijn ook interventiestudies gedaan ; met beta-caroteen in relatie tot de kans op longkanker waren dit er 3. In de grootste studie werd geen positief of negatief effect van caroteen op de longkankerkans waargenomen ; in de 2 andere wel en wel zodanig dat de kans met extra beta-caroteen groter bleek. Bausch en Voorrips zeggen hiervoor geen verklaring te hebben, temeer daar in de ATBC-studie (1 van de laatste 2) juist bij degenen die bij aanvang van het onderzoek een hoog beta-carteengehalte in het plasma hadden geen enkel risicoverhogend effect van de beta-caroteen-suppletie werd gezien. Bausch en Voorrips komen tot de overall conclusie dat beta-caroteen niet tegen longkanker beschermt. In mijn boek (1 ; hoofdstuk 1) geef ik aan dat bij proefdieren vaak vroeger in de carcinogenese beta-caropteen en ook meer beta-caroteen is gegeven: dit verklaart mogelijk het uberhaupt ontbreken van een preventief effect. Er is echter meer : in de 2 kleinere studies zijn elementaire statistisch fouten gemaakt ; correctie hiervoor doet de verschillen verdwijnen (2) ; ik heb voor de ongelovigen over dit onderwerp een leuke correspondentie met deskundigen van de Lancet achter de hand. Noch Bausch noch Voorips noch de leescommissie als zodanig vermochten dat officieel in te zien (van 't Veer wist overigens reeds van mijn analyse ; niets gezegd?) . Mijn conclusie is wel ook dat beta-caroteen in de gegeven dosis de longkankerkans bij mannen die al heel lang roken niet vermindert.
Het effect van supplementen is in principe ook in epidemiologische studies te bekijken. Bausch en Voorrips zeggen dat deze wat vitamines betreft met uitzondering van foliumzuur nog geen consistent beeld hebben opgeleverd. Dat is wel wat simpel gesteld. Met vitamine C is het beeld inderdaad niet consistent, maar zoals ik in mijn boek (blz. 79) laat zien geven 5 van de 8 door mij genoemde epidemiologische studies mbt een of andere vorm van kanker een preventief effect te zien ; in 1 werd significantie niet gehaald al kwam extra vitamine C er goed af en in 2 was er geen enkel preventief effect van extra vitamine C te zien. Het slimst is om dan naar vitamine C en de totale kankersterfte te kijken ; dit is dan een soort optelsom mbt het effect van vitamine C er is dan sprake van een lagere kankersterfte. Daarbij merk ik dan wel op dat onderzoek ook heeft aangetoond dat het juist mensen met een gezondere levensstijl zijn die extra vitamine C gebruiken. Hoe dan ook : er zijn zeker ook gezien het fundamentele onderzoek dat mbt vitamine C en kanker verricht is duidelijke aanwijzingen dat extra vitamine C de kans op kanker verlaagt.
Foliumzuur
Over foliumzuur zijn Bausch en Voorrips stelliger ; zo noemen zij een studie waarin een multi het risico op darmkanker verlaagt, maar dan alleen bij een gebruik van 15 jaar en langer ; in nog weer een ander onderzoek werd iets vergelijkbaars gevonden. Het is evenwel zo zoals Bausch en Voorrips aangeven dat multi's meer dan alleen foliumzuur bevatten. Een gepoolde analyse genoemd door Bausch en Voorrips laat evenwel zien dat foliumzuur uit de voeding (folaat) de kans op darmkanker iets verlaagt. Daarbij komt dat alcohol dat zoals in mijn vorig artikel beschreven is de kans op darmkanker vergroot, foliumzuur antagoneert (er zijn dus ook biochemische argumenten!). Kortom het wordt steeds waarschijnlijker dat foliumzuur de kans op darmkanker daadwerkelijk verlaagt. Overigens wordt met een foliumzuur bevattende multi ook in de zojuist genoemde gepoolde analyse een extra verlaging van het darmkankerrisico gevonden, maar ook nu weer is de rol van andere bestanddelen van de multi onduidelijk. Daarom trekken Bausch en Voorrips nog geen definitieve conclusies. Bij fruit (bevat vele verschillende stoffen) wordt op basis van gepoolde analyse wel tot een preventieve werking van fruit geconcludeerd, maar bij een multi wordt omdat men de individuele bijdrage van de verschillende componenten niet kent, dit op basis van een positieve gepoolde analyse niet gedaan. We noemen dat wetenschappelijk gezien inconsistent en dan nog te bedenken dat men van tevoren al wel meent te weten dat vitamine C en E de carcinogeniteit van vleeswaren neutraliseren. Beter nog is om te zeggen dat Bausch en Voorrips benevens de leescommissie in deze op z'n minst met 3 verschillende maten meten.
Selenium
Wat selenium betreft het volgende : Bausch en Voorrips noemen het dubbelblind placebo-gecontroleerde onderzoek van Clark waarin met dagelijks 200 mcg selenium extra bovenop de 100 mcg die men dagelijks met de voeding binnenkreeg bij rokers een 63% vermindering van de prostaatkankerincidentie zag. Jammergenoeg zeggen Bausch en Voorrips niet dat in dit onderzoek met extra selenium ook de sterfte aan prostaatkanker lager was. De bevinding dat de preventieve werking het best was bij patienten die initieel een normaal PSA hadden wijst er mijns inziens op dat eerdere preventie effectiever is. Dit gegeven is in minstens 3 cohortstudies nageplozen (bij hen de referenties 183,185 en 188) ; de 2 grootste vinden een beschermend effect van selenium ; de kleinste niet. Met behulp van het binomium van Newton kunnen we aantonen dat deze combinatie van 3 cohortstudies niet toevallig is (P= < 0,05 tot de macht 3 plus 3 keer 0,05 kwadraat keer 0,95 = < 0,01). De overige 4 minder goede studies met betrekking tot selenium en prostaatkanker laten volgens Bausch en Voorrips in 3 van 4 gevallen eveneens een beschermend effect zien ; indien het gewicht van deze studies gelijk is dan kan ook dit op basis van het binomium van Newton geen toeval zijn. In ieder geval is het bewijs dat selenium de kans op prostaatkanker verlaagt veel sterker dan Bausch en Voorrips suggereren. Daarbij komt dat Van 't Veer in een interview meldde dat de prostaatkankerincidentie in Nederland een aantal jaren geleden juist omhoog ging toen er veel minder seleniumrijk graan in ons brood werd gedaan. Een gotspe is de bewering dat 50-200 mcg selenium per dag de veilige range zou zijn ; er is literatuur (o.a. het bekende artikel van Vernie dat ik in mijn boek noem) waaruit blijkt dat in Japan de gemiddelde inname 500 mcg per dag is en ik heb nog nooit gehoord dat Japanners last hebben van te veel selenium. In het door Bausch genoemde onderzoek kwam men op gemiddeld 300 mcg selenium per dag in de met extra selenium gesuppleerde groep. En dan te weten dat wij gemiddeld op basis van de gemiddelde voeding zoals algemeen bekend op 40 mcg per dag zitten.
Ook een gotspe is dat men de vele interventiestudies die in China verricht zijn niet bespreekt (een aparte hoofdstuk over selenium had niet misstaan) ; ook al is de incidentie van ziektes daar anders, eet men anders en komen er welicht eerder basale tekorten voor, toch illustreren deze studies het principiele belang van selenium en maken ze de relevantie van extra selenium ook in onze contreien alleen maar logischer (zie hoofdstuk 1 van mijn boek).
Plant-oestrogenen
Bausch en Voorrips delen de plantoestrogenen in in 3 groepen : isoflavonen (veel in soja-producten), lignanen (komen voor in granen,peulvruchten, fruit en groenten) en coumestanen (komen voor in klaver en alfalfa).
Zij merken verder op dat deze stoffen affiniteit voor oestrogeenreceptoren hebben ; zij vergeten echter dat deze stoffen ook affiniteit hebben voor een deel van de enzymen die oestrogenen helpen maken dan wel helpen afbreken.
Bausch en Voorrips noemen in eerste instantie 3 patient-controle-onderzoeken waarin wel en 1 waarin geen lager risico op (premenopausale) borstkanker in relatie tot de sojainname is gevonden. Ook noemen zij onderzoek in Nederland dat geen verband tussen de sojainname en het risico op borstkanker vindt ; eigenlijk onzinnig onderzoek eigenlijk daar de sojainname in ons land sowieso erg laag is. Hoe het ook is net als in mijn boek blijkt de meerderheid der epidemiologische onderzoeken een beschermend effect van soja tegen borstkanker te laten zien ; zie blz. 67 en 68 van mijn boek ; hetzelfde geldt zoals mijn boek aangeeft voor onderzoek in diermodellen (zie blz. 68 en 69 van mijn boek). Dat Bausch en Voorrips de kans dat soja de kans op borstkanker verlaagt nog onvoldoende vinden begrijp ik ; de door mij gegeven feiten maken evenwel een preventief effect van soja voor wat betreft borstkanker wel waarschijnlijker.
Wat de kans op prostaatkanker in relatie tot soja betreft zeggen Bausch en Voorrips dat er in een case-control-studie en in 2 cohort-studies een lagere kans op prostaatkanker in relatie tot soja is gevonden, maar dat dit voor lignanen in een cohortstudie niet gevonden is. Ik begrijp hier het woord maar niet : soja en lignanen hebben niets met elkaar te maken. In mijn boek ben ik op blz.67 ook positief over een preventieve werking van soja in epidemiologisch onderzoek. Daar voorts dierexperimenteel onderzoek in meerdere studies van genisteine ook een preventieve werking laat zien (blz. 68 van mijn boek) is er naar mijn oordeel voldoende bewijs om soja en dan speciaal genisteine ter preventie van prostaatkanker te propageren ; Belgische urologen van gerenommeerde universiteiten delen die mening (zie blz. 18 van mijn boek). Nee Bausch en Voorrips gebruiken een andere voedingsparameter (de lignanen) om het preventieve effect van soja in twijfel te trekken daarbij ook nog eens dierexperimenteel onderzoek negerend.
Bausch en Voorrips noemen verder nog een epidemiologisch onderzoek waarin een preventief effect van plant-oestrogenen tav baarmoederkanker is gevonden. De conclusie van Bausch en Voorrips dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat plant-oestrogenen een rol spelen bij het ontstaan van hormoon-afhankelijke typen kanker, zoals borst-, baarmoeder en prostaatkanker is fout. Voor borstkanker zijn die aanwijzingen sterker dan zij aangeven en mbt genisteine en prostaatkanker is het bewijs uiterst consistent en wel zodanig dat in Belgie genisteine ter preventie van prostaatkanker wordt aanbevolen.
Besluit
In hun afsluitende discussie onder 11.3 wordt ten onrechte de algemene conclusie getrokken dat een preventieve werking van vitamine- of voedingssupplementen tegen kanker niet is aangetoond. Dit is in zijn algemeenheid onjuist, zoals ik in het voorafgaande gemotiveerd heb aangegeven en wat deels nog nader in met name hoofdstuk 2 van mijn boek verder wordt gemotiveerd. Ten onrechte wordt gesuggereerd dat beta-caroteen schadelijk zou kunnen zijn. Ook suggereren Bausch en Voorrips dat men bij het overschrijden van de ADH al snel met gevaarlijke doses te maken heeft.
Hun algemene negatieve conclusie is extra merkwaardig daar zij vele stoffen in het geheel niet bespreken. Zo worden bijvoorbeeld D en E niet besproken en dat terwijl er in een variant van de ATBC-studie die statistisch wel in orde was er met interventie van vitamine E veel minder prostaatkanker werd gezien alsmede een veel lagere sterfte (3).
Kankerverwekkende stoffen in voedingsmiddelen
Op dit hoofdstuk ga ik verder in het algemeen niet in. Duidelijk is dat kankerverwekkende stoffen in lage doses niet maar eerst boven een bepaalde dosis kankerverwekkend zijn. Vanwege o.a. interacties e.d. pleegt men een veiligheidsmarge in acht te nemen. Ik wil alleen in het kort iets zeggen over wat er op blz. 97 over coumarines staat. Gesteld wordt dat de afbraakprodukten van deze stoffen die kaneel zijn karakteristieke smaak geven in hoge doses in dierproeven carcinogeen bleken. Men noemt echter geen doseringen en geeft geen literatuurreferenties. Met coumarine maakte ik kennis via het dubbelblind placebogecontroleerde onderzoek van Thornes et al (4) ; in mijn boek noem ik nog meer literatuur met gunstige effecten van coumarine in de therapeutische sfeer (zie hoofdstuk 2 van mijn boek) ; doses varieren in deze studies van 50-100 mg per dag. Een kanttekening hierbij is wel dat doses van ca 200 mg per dag de lever fors kunnen beschadigen, wat maakt dat dit stofje duidelijk een geneesmiddel is waar een arts met kennis van zaken over hoort te gaan. In de dagelijkse voeding plus de dagelijkse cosmetica die worden gebruikt zit tezamen gemiddeld volgens het Voedingscentrum 4 mg coumarine (gevonden via Google : kaneel coumarine). Ook het voedingscentrum zegt dat coumarine in hoge doses kankerverwekkend is. Zoeken op pubmed geeft evenwel een ander beeld : zo vinden Khan et al in een zeer recent onderzoek een kankerpreventieve werking (5).
Verder blijkt coumarine de tumorpromotorwerking van het Epstein-Barr-virus plus 12-O-tetradecanoylphorbol-13-acetaat tegen te gaan (6). Bij proefdieren werd bij langdurige blootstelling met gemiddeld dagelijkse doses die 3700 maal de dagelijkse inname bedragen inderdaad meer kanker gezien ; lever- en nierfuncties waren dan echter al lang en breed verstoord (7). De therapeutische doses bij de mens liggen zelfs nog 75 tot 150 maal lager. Mijn conclusie is dat coumarine in lage doses niet slecht is ; sterker nog er zijn bewijzen voor preventieve/therapeutische effecten ; ultra hoge doses die ruim liggen boven de doses die nier- en leverfunctie reeds grondig verstoren zijn waarschijnlijk carcinogeen. Helaas roepen Bausch en Voorrips door hun betoog een verkeerd beeld op ; hetzelfde geldt voor het Voedingscentrum.
Nitraat en nitriet
Inleiding
Ik citeer Bausch en Voorrips : Nitraat en nitriet zijn in het verleden vaak gezien als stoffen die kunnen bijdragen aan een verhoging van het risico op kanker (met name maagkanker), omdat nitraat - via omzetting in of buiten het lichaam in nitriet - onder bepaalde omstandigheden als grondstof kan dienen voor de vorming van nitrosaminen. Van nitrosaminen is vastgesteld dat zij kankerverwekkend zijn bij proefdieren. Nitraat komt vooral voor in bepaalde groente (onder andere andijvie, spinazie, sla, rode bieten en Chinese kool) en daarnaast ook in drinkwater. Inmiddels is redelijk komen vast te staan dat nitraat als zodanig niet leidt tot een verhoogd maagkankerrisico en het zelfs nadelig is groentenconsumptie met het oog op nitraat te beperken ; tot zover het citaat ; ik ben het op wetenschappelijke gronden met dit citaat eens.
Hoe zit het nu met nitriet ? De belangrijkste bronnen zijn zoals Bausch en Voorrips aangeven : vleeswaren en in mindere mate kaas. Ook van nitriet is geen direkt duidelijk carcinogeen effect aantoonbaar. Men vermoedt dat de combinatie van nitraatrijke groenten en vis niet slim is omdat er dan in de maag nitrosaminen gevormd kunnen worden. In gerookte of gezouten vis kunnen nitrosaminen voorkomen en in ieder geval in het recente verleden ook in vleeswaren en in bier. Met betrekking tot maagkanker zegt een studie nitrosaminen verhogen het risico op maagkanker ; een andere studie vindt dat echter weer niet. Het feit dat vooral vleeswaren en minder duidelijk bier risicofactoren voor darmkanker zijn wijst ook op een ongunstige rol van nitrosaminen. Terecht merken Bausch en Voorrips op dat er tegenwoordig in bier en vleeswaren minder nitrosaminen zitten (bij vleeswaren gaat men door toevoeging van vitamine C en E de vorming van nitrosaminen tegen); of dat het individuele risico dat aan bier respectievelijk vleeswaren is gekoppeld zal verminderen moet echter nog blijken. Een complicatie is ook dat zoals Bausch en Voorrips opmerken het lichaam zelf ook nitrosaminen maakt (bij infecties met name bij mijn weten in extra grote hoeveelheden) ; kortom het kan ook zo zijn dat andere stoffen uit vleeswaren/bier dan nitrosaminen voor het darmkankerrisico verantwoordelijk zijn. Het feit dat nitrosaminen ook in het lichaam gemaakt worden en zeer waarschijnlijk een biologische functie hebben maakt de laatste hypothese sterker. Meer onderzoek is nodig.
Discussie (hoofdstuk 15 van het rapport)
Doll en Peto schatten indertijd dat voeding voor 30% (10-70%) van de kanker verantwoordelijk was ; recent heeft Doll zoals Bausch en Voorrips aangeven het waarschijnlijkheidstraject bijgesteld van 10 tot 70% naar 20 tot 50%. Duidelijk is dat voeding nog steeds voor 30% van kanker verantwoordelijk kan zijn ; voorts laten de genoemde schattingen onverlet dat hoge doses van 1 of meer stoffen naast zeer gezonde voeding nog extra preventie geven dan wel mogelijkerwijs extra preventie zouden kunnen geven. Gesteld wordt dat een aantal oude hypotheses geen stand hebben gehouden : zo zou vet geen rol spelen bij het ontstaan van borstkanker respectievelijk darmkanker ; in mijn vorige artikel hebben we kunnen zien dat Bausch en Voorrips wat borstkanker betreft er in dit opzicht naast zitten. Ook wordt gezegd dat vlees ondanks enige inconsistenties niet als risicofactor voor darmkanker hoeft (let op het woord) te worden beschouwd. Ook hier slaat men de plank mis ; in artikel 2 betreffende dit rapport toon ik aan dat rood vlees expliciet voor borst- en darmkanker een risicofactor is.
rapport over effecten van eten van vlees op kanker"
Gerelateerde artikelen
- Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 2: De rol van vezels, vlees/vleeswaren en vis bij kanker.
- Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 3: De rol van melkproducten/calcium, vet, alcohol, thee en koffie bij kanker.
- Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 4: Bioactieve stoffen , kankerverwekkende stoffen in voedingsmiddelen, nitriet - nitraat , discussie en aanbevelingen.
- Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 1: De rol van fruit en groente bij kanker.
Plaats een reactie ...
Reageer op "Arts-bioloog drs. E. Valstar analyseert rapport van KWF over relatie voeding en kanker. Deel 4: Bioactieve stoffen , kankerverwekkende stoffen in voedingsmiddelen, nitriet - nitraat , discussie en aanbevelingen."