26 maart 2009: Bron: Reuters

Bestraling - radiotherapie na operatie bij prostaatkanker is zinloos want geeft geen enkel verschil in effect op overall oveleving en/of overleven van prostaatkanker zelf. Dit bijkt uit een nieuwe studie uitgevoerd aan de universiteit van Montreal, Canada onder 752 patienten waarvan hun prostaatkanker in eerste instantie volledig operatief kon worden verwijderd. 118 patienten daarvan ondergingen bestraling - radiotherapie daarna. Achteraf blljkt er geen verschil te zitten in de kans op overleven tussen de patientengroep die wel bestraling kreeg en de patientengroep die geen bestraling kreeg. Er moet wel bij aangetekend worden dat de groep die wel bestraling kreeg voor de operatie een hogere Gleasonscore hadden wat zu kunnen duiden op agressievere vormen van prostaatkanker. Algemeen bleken deze porstaatkankerpatienten ook een hogere kans op overlijden te hebben ondanks de bestlraling, maar uit analyse van patienten met vergelijkbare stadium van hun prostaatkanker bleek er geen verschil tussen controlegroep en bestralingsgroep in overall overleving en ziektevrije tijd met of zonder bestraling. De onderzoekers pleiten voor meer onderzoek maar in 2005 werd al een grote gerandomiseerde dubbelblinde studie gepresentered die bewijst dat uitstel van bestraling geen enkel effect geeft op uiteindelijke overleving van prostaatkanker. De nieuwste studie bevestigt dus in feite wat al in 2005 werd gepubliceerd. Zie hier achtereenvolgens artikel van Reuters over nieuwste studie en daaronder abstract en artikel over studie uit 2005.

 

No benefit of radiotherapy after radical prostatectomy

NEW YORK (Reuters Health) - In men with prostate cancer, follow-up radiotherapy after complete removal of the prostate (radical prostatectomy) does not improve overall or cancer-specific survival, according to a report in the March issue of BJU International.

Recent trials have suggested a benefit of follow-up (adjuvant) radiotherapy in terms of recurrence-free survival, the authors explain, but there is controversy regarding the benefits of adjuvant radiotherapy on other endpoints.

Dr. Pierre I. Karakiewicz from the University of Montreal, Quebec, Canada, and colleagues examined cause-specific survival and overall survival using data from 752 patients treated with radical prostatectomy, 118 of whom underwent adjuvant radiotherapy.

Patients who received adjuvant radiotherapy had higher pathological tumor stage, higher pathological tumor cell type, and higher rate of positive surgical margins and received hormonal therapy more frequently than did patients who did not receive adjuvant radiotherapy, the investigators report.

In unmatched analyses, they found, patients who received adjuvant radiotherapy had lower probabilities of overall survival and cancer-specific survival after radical prostatectomy than those who did not receive adjuvant radiotherapy.

However, in matched analyses, there was no statistically significant difference in overall survival and cancer-specific survival.

"Our analysis showed that adjuvant radiotherapy has no effect on overall survival and cancer-specific survival," Karakiewicz and colleagues conclude. Additional random, controlled trials are needed to confirm or disprove the benefit of adjuvant radiotherapy."

SOURCE: BJU International March 2, 2009.

21 juni 2005: Bron: Medscape en Cancer. 2005 Jun 13;

Uitstel in tijdstip van radiotherapie - bestraling bij prostaatkankerpatiënten - geeft weinig tot geen risico op uiteindelijke effect en resultaat. Zelfs niet bij prostaatkankerpatiënten in de hoog risico groep en zelfs niet als het uitstel langer dan 6 en zelfs langer dan 9 maanden bedroeg tussen diagnose en bestralingsmoment. Het effect, de resultaten op overleving, tijd tot recidief enz. na radiotherapie - bestralen binnen drie maanden, 3 tot 6 maanden, 6 tot 9 maanden en langer dan negen maanden waren nagenoeg gelijk, blijkt uit langjarige studie bij uiteindelijk 1322 evalueerbaar deelnemende prostaatkankerpatiënten. Slechts voor de hoog risico groep prostaatkankerpatiënten die geen hormoontherapie krijgen voor langjarige controle is lang uitstel van bestralen niet gewenst, al geeft deze studie geen kant en klaar antwoord op de risico's daarvan. Deze studie bevestigt de mening van o.a. orthomoleculair arts drs. E. Valstar dat lokale prostaatkanker behandelen met operatieve ingreep of lokale bestraling zonder hormoonkuur en/of aanvullende speciale voedingsadviezen geen enkele zin heeft. Maar vraag a.u.b. altijd advies aan uw arts en neem geen beslissing op basis van wat wij nu hier schrijven want wij zijn geen medisch specialisten en geen arts, lees daarvoor ook onze disclaimer. Maar we willen het toch aan u bekend maken omdat bestralen in het bekkengebied voor zeer ernstige en vaak ook chronische bijwerkingen als incontinentie, impotentie en ernstige zenuwbeschadiging kan zorgen. En dat risico lijkt bij veel prostaatkankerpatiënten dus niet nodig.

Belangrijkste punten uit de studie eruit gelicht door Medscape en door ons zo goed als letterlijk vertaalt:

Deelnemers waren 1.498 mannen met klinisch vastgestelde lokale prostaatkanker behandeld in 1 medisch centrum met conventionele of 3-dimensionale radiotherapie met een gemiddelde dosis van 76 Gy (range, 67 - 83 Gy). 1.322 mannen kregen geen hormonenkuur en werden voor deze studie geanalyseerd. Bestraling behelsde het totale bekkengebied bij 34% van de patienten, beperkt bekkengebied bij 18%, en alleen de prostaat bij 48%.

Patiënten met minder dan twee jaar follow-up werden uitgesloten van de studie. Gemiddelde duur van de follow-up was 58 maanden (range, 24 - 220 maanden).
Analyse was gebaseerd op algemene basis uitgangspunten. Hoog risico werd gedefinieerd voor PSA ≥ 20, Gleason score > 7, of T stadium ≥ T3 (T = aantal uitzaaiïngen). Laag risico werd gedefinieerd als PSA < 10, Gleason score < 7 en T stadium ≤ T2c. Alle andere patiënten werden verondersteld zich te bevinden tussen deze twee grenzen van risicobepaling in de zogenoemde gemiddelde tussen risicogroep.

Uitgangspunten waren OS (overall overleving), CSS (specifieke overleving), uitzaaiïngen op afstand (DM) en vrij van biochemisch falen = FFBF.
TTT (tijd tot behandeling) was verdeeld in 4 tijds momenten: < 3 maanden, 3 tot 6 maanden, 6 tot 9 maanden, en > 9 maanden na diagnose.

Gemiddelde leeftijd was 69 jaar, 60% had PSA van < 10, en 25% had PSA van 10 tot 20.
94% had uitzaaiïngen stadium T1 of T2. 70% had een Gleason score van 2 tot 6, en 24% had een Gleason score van 7.
41% zat in de laag-risico groep, 40% in de tussen-risico groep, 19% zat in de hoog-risico groep.
Gemiddelde tijd tot behandeling - TTT was 3.1 maanden. TTT was < 3 maanden bij 637 patiënten, 3 tot 6 maanden bij 542, 6 tot 9 maanden bij 81, en > 9 maanden bij 62 patiënten.

Er werd geen statistisch significant verschil gemeten in uiteindelijke uitkomsten op overleving enz. tussen de vier verschillende behandelgroepen. Analyses bij de gemiddelde tijd tot behandeling - TTT van 3.1 maanden toonde ook geen statistisch verschil in de resultaten van OS, CSS, DM, en FFBF. Wanneer de analyse werd uitgebreid met het verschil in laag, midden en hoog risico groepen werd ook hier geen statistisch significant verschil gevonden in de resultaten van FFBF of DM binnen elke groep.

De auteurs waarschuwen tegen het maken van aanbevelingen om bestraling - radiotherapie uit te stellen voor hoog risico patiënten die geen hormoonkuur krijgen voor lange termijn controle.

Achtereenvolgens het abstract van de studie en daaronder de originele versie van de belangrijkste punten eruit gelicht door Medscape:

Does a delay in external beam radiation therapy after tissue diagnosis affect outcome for men with prostate carcinoma?

Andrews SF, Horwitz EM, Feigenberg SJ, Eisenberg DF, Hanlon AL, Uzzo RG, Pollack A.
Department of Radiation Oncology, Fox Chase Cancer Center, Philadelphia, Pennsylvania.
,br> BACKGROUND: Physicians involved in the care of men diagnosed with prostate carcinoma must assess the urgency of treatment. For those men who choose external beam radiation therapy (EBRT), the delay from the time of biopsy to treatment may be stressful. There are limited data on the consequences of radiation treatment delay. The purpose of the current study was to evaluate the effect of time to treatment (TTT) on outcomes.

METHODS: The authors of the current study analyzed 1322 patients who were treated with EBRT alone. Overall survival (OS), cause specific survival (CSS), distant metastasis (DM), and freedom from biochemical failure (FFBF) were calculated. TTT was first analyzed at 4 intervals: < 3, 3-6, 6-9 and > 9 months, and at the median TTT. Cox multivariate analysis (MVA) was then performed with 2002 American Joint Commission on Cancer T-stage, Gleason score, prostate specific antigen (PSA), radiation dose, and TTT as covariates.

RESULTS: There were no statistical differences in OS, CSS, DM, or FFBF among men whose EBRT began < 3, 3-6, 6-9, or > 9 months after diagnosis. This was also true at the median TTT of 3.1 months. A subgroup analysis was performed in which patients were stratified into low-, intermediate- and high-risk groups based on pretreatment PSA, Gleason score and AJCC T-stage. FFBF, and DM were calculated above and below the median TTT of 3.1 months. In this analysis, there was no statistically significant difference in FFBF or DM within the risk groups. CONCLUSIONS: Within the limits of the current study, data indicate that a treatment delay, even in high-risk patients, has little effect on clinical or biochemical outcome. Cancer 2005. (c) 2005 American Cancer Society.

PMID: 15954083 [PubMed - as supplied by publisher]

Study Highlights Participants were 1,498 men with clinically localized prostate cancer treated at 1 center with conventional or 3-dimensional conformal radiation therapy at a median dose of 76 Gy (range, 67 - 83 Gy). 1,322 did not undergo androgen deprivation and were analyzed. Radiation included a whole pelvic field (34% of patients), small pelvic field (18%), and only the prostate (48%). Patients with less than 2 years of follow-up were excluded. Median length of follow-up was 58 months (range, 24 - 220 months). Analysis was stratified by risk at baseline. High risk was defined as either PSA ≥ 20, Gleason score > 7, or T stage ≥ T3. Low risk was defined as PSA < 10, Gleason score < 7 and T stage ≤ T2c. All other patients were considered to be at intermediate risk. Outcomes were OS, CSS, distant metastases (DM) and FFBF. TTT was divided into 4 time intervals: < 3 months, 3 to 6 months, 6 to 9 months, and > 9 months after diagnosis. Median age was 69 years, 60% had PSA of < 10, and 25% had PSA of 10 to 20. 94% were at stage T1 or T2. 70% had a Gleason score of 2 to 6, and 24% had a Gleason score of 7. 41% were in the low-risk group, 40% were in the intermediate-risk group, 19% were in the high-risk group. Median TTT was 3.1 months. TTT was < 3 months in 637 patients, 3 to 6 months in 542, 6 to 9 months in 81, and > 9 months in 62. There were no statistically significant differences in outcome among the 4 treatment groups. Analysis by the median TTT of 3.1 months also showed no statistical differences in the outcomes for OS, CSS, DM, and FFBF. When stratified by low-, intermediate-, and high-risk groups above and below the median of 3.1 months TTT, there were no statistically significant differences in FFBF or DM within each group. The authors cautioned against making recommendations about delaying radiation therapy for high-risk patients not receiving long-term androgen-deprivation therapy.


Plaats een reactie ...

Reageer op "Uitstel van bestraling bij prostaatkankerpatiënten en wel of geen bestraling na operatie van prostaatkanker geeft geen enkel verschil op uiteindelijke effect en resultaten zoals op overleving, ziektevrije tijd enz."


Gerelateerde artikelen